Het is belangrijk dat je weet wat het onderwerp is en hoe je die uit een tekst kunt halen. De hoofdgedachte borduurt namelijk voort op het onderwerp. De hoofdgedachte is een heel korte samenvatting in een zin. Met andere woorden: de hoofdgedachte is het onderwerp + dat wat daarover verteld wordt.
hoofdgedachte – Elke tekst heeft een hoofdgedachte, De hoofdgedachte van een tekst is het belangrijkste wat je over het onderwerp wilt vertellen, datgene wat de lezer absoluut moet onthouden. De hoofdgedachte is één mededelende zin (dus géén vraag).
Als je het onderwerp van een tekst hebt gevonden, kun je jezelf de volgende vraag stellen: Wat wordt er in deze tekst verteld over [onderwerp X]? Wanneer het je gelukt is om het antwoord op deze vraag goed samengevat in één zin te formuleren, dan heb je de hoofdgedachte van de tekst te pakken.
De hoofdgedachte geeft meestal in één of twee zinnen kort weer waar de tekst over gaat. Wat is de hoofdgedachte van de volgende tekst? Het was een mooie vakantie. Met de auto zijn we naar een huisje in Spanje gereden.
Een hoofdzaak is iets anders dan de hoofdgedachte. De hoofdgedachte is het antwoord op de vraag: Wat wordt er in deze tekst gezegd over het onderwerp? De hoofdgedachte is één zin. Een tekst bevat daarentegen meerdere hoofdzaken.
Elke tekst gaat ergens over. Dat noem je het onderwerp van de tekst. Alle belangrijke informatie die over een onderwerp wordt gegeven, noem je hoofdzaken. Minder belangrijke dingen noem je bijzaken.
De hoofdgedachte van een tekst is niet hetzelfde als het onderwerp. De hoofdgedachte is altijd een mededelende zin, nooit een vraag. Informeert een lezer en maakt duidelijk waar de tekst over gaat, ook moet de titel je motiveren om de tekst verder te lezen.
Het is belangrijk dat je weet wat het onderwerp is en hoe je die uit een tekst kunt halen. De hoofdgedachte borduurt namelijk voort op het onderwerp. De hoofdgedachte is een heel korte samenvatting in een zin. Met andere woorden: de hoofdgedachte is het onderwerp + dat wat daarover verteld wordt.
Bijna alle zinnen bevatten een onderwerp. Dit zinsdeel geeft aan wie of wat iets doet. Het onderwerp hangt altijd samen met de persoonsvorm. In de zin 'Piet eet een appel' is 'Piet' het onderwerp.
belangrijkste punt, belangrijkste onderwerp Voorbeelden: `de hoofdpunten van het beleid`, `samenvatt...
Beschouwing (Opiniërend)
De hoofdgedachte van een beschouwing is een open vraag. De schrijver vraagt zich iets af en komt al schrijvend / denkend wel of niet tot een mening.
Elke alinea heeft één kernzin waarin de hoofdgedachte staat (het antwoord op een van de (sub)vragen in de tekst). Lees meer op de pagina over alinea's. De kernzin staat op een logische plaats in je alinea, vaak aan het begin, in de eerste of tweede zin (als de eerste zin een aanloopje of structuurzin is).
De hoofdgedachte van een tekst is de belangrijkste gedachte die over het onderwerp gaat. Een hoofdgedachte is samen te vatten in één of twee zinnen. Bij begrijpend lezen is de hoofdgedachte erg belangrijk.
Elke tekst heeft een hoofdgedachte. De hoofdgedachte van een tekst is het belangrijkste wat je over het onderwerp wilt vertellen, datgene wat de lezer absoluut moet onthouden. De hoofdgedachte is één mededelende zin (dus géén vraag).
Wat is het verschil tussen een onderwerp en een deelonderwerp? Het onderwerp van een tekst kun je vinden door jezelf de vraag te stellen waar de hele tekst over gaat. Het deelonderwerp (van een alinea) kun je vinden door jezelf de vraag te stellen waar de hele alinea over gaat. Het antwoord is dan het deelonderwerp.
De hoofdgedachte van een tekst is de belangrijkste gedachte die de schrijver over het onderwerp heeft. Een hoofdgedachte bestaat uit één of twee zinnen. Het kunnen vinden van de hoofdgedachte van een tekst is belangrijk bij het oefenen van begrijpend lezen.
In de laatste alinea van de inleiding geef je een korte beschrijving van de opbouw van het document en de manier waarop je de centrale vraag gaat beantwoorden. Je maakt de lezer als het ware wegwijs in je document.
Het laatste deel van een tekst wordt het slot genoemd. In het slot wordt meestal de belangrijkste informatie uit de tekst herhaald.
Als je wie of wat voor de persoonsvorm zet, is het antwoord op de vraag het onderwerp. Als je de persoonsvorm van enkelvoud naar meervoud verandert, verandert het onderwerp ook. Als je de zin vragend maakt met de persoonsvorm vooraan, komt het onderwerp meteen achter de persoonsvorm.
1 Schrijf bij de informerende hoofdgedachte een inleiding van twee alinea's (samen minstens 100 woorden). Trek in de eerste alinea de aandacht van de lezer en introduceer in de tweede alinea het onderwerp.
© VPRO / Diederick Bulstra
Al ruim de helft van zijn leven hanteert Marko Suds (46) de schaar. Hij werkte in verschillende salons, gaf les op de Kappersacademie en is sinds 2005 eigenaar van een kapperszaak in het hart van Breda.
In veel teksten kun je hoofd- en bijzaken onderscheiden. De belangrijkste informatie in de tekst noem je de hoofdzaak. Wat niet zo belangrijk is, is een bijzaak. Om de hoofdzaak van een tekst te vinden, kijk je op zogenaamde voorkeursplaatsen.