Een tiende deel, 1/10, is 10%, en 3/10 is dus 30%. We zien dat we niet meer met breuken, maar met percentages als 50, 25, 10, dus gehele getallen werken.
Eén procent staat voor één per honderd ofwel voor 1/100 deel van het geheel. Zo staat 20% voor 20 van de 100.
Een hele is verdeeld in acht gelijke stukken, oftewel: 1 : 8 =. Daar hoort het kommagetal 0,125 en het percentage 12,5% bij.
Een procent is een honderdste deel We gebruiken een % teken om het aan te geven. Dus 15 procent is hetzelfde als 15%, 0.15, 15/100 of vijftien honderdsten. Zo simpel is het!
Dus: 1/5 deel = 1/5 × 100 % = 100/5 % = 20 %
Wanneer iets 1/3 deel is van iets anders, kan je de breuk omzetten naar een kommagetal: 1/3 = 0,33... Dit wil dan zeggen dat het ongeveer 33 % zal zijn. (Het kommagetal x 100, dus.)
Detailing guru. Ik snep het probleem niet, en het is ook geen probleem, het is gewoon heel simpel: 1:4 is 1 deel product op 4 delen water....
Je auto loopt bijvoorbeeld 1 op 20, dat betekent dat je auto 20 kilometer kan rijden op 1 liter brandstof.
Gebruik de verhouding 1:40 (1 deel olie op 40 delen benzine). Als vuistregel telt u dus voor 1 liter benzine zo'n 0,025 liter (25 ml) synthetische olie.
Een hele is verdeeld in acht gelijke stukken, oftewel: 1 : 8 =. Daar hoort het kommagetal 0,125 en het percentage 12,5% bij.
1 staat tot 5 = 1 : 5 = 1 / 5 = 1 op 5. Je ziet meteen aan de derde notatie dat breuken ook verhoudingen bevatten. Het percentage is ook een veel gebruikte verhouding. De verhouding 1 staat tot 5 is dezelfde verhouding als 20 staat tot 100 en kan je dus schrijven als 20%.
Schaalberekeningen. Is de schaal 1 : 50 dan is het model 50 keer kleiner dan in werkelijkheid. Wil je de maten van het model weten, dan deel je de echte maten door 50.
[1/1000] deel, dus [1/10] procent, wordt ook wel promille genoemd. Het symbool voor promille is ‰ .
De breuk 2⁄5 is dus gelijk aan 40%, het percentage dat bij de strook uit het voorbeeld hoort.
Tien procent is een tiende van 100%. Om 10% uit te rekenen, deel je door tien.
1 op 15 betekent. Dat je auto met 1 liter benzine, 15 kilometer kan rijden.
Het antwoord is dus 28%.
Stel dat 1% een honderdste deel is (1/100), dan zou 30% dus 30×1/100 zijn = 30/100. Om deze breuk te vereenvoudigen kan je kind de teller en de noemer delen door hetzelfde getal.
Dus de teller, 15 gedeeld door 5, is 3. De noemer, 100 gedeeld door 5, is 20.
In de wiskunde is een percentage een gedeelte van 100. Bijvoorbeeld, voor de verhouding tussen het getal 5 en het getal 20 (berekend als 5 gedeeld door 20) kunnen we zeggen 0,4 of 40%.
(twee derde), ook geschreven als 2/3 (2/3) en 2:3. We noemen zulke getallen breuken. We schrijven het als een streep, de breuk- of deelstreep, met een getal erboven en een getal eronder. Ook wordt de breuk wel op een lijn geschreven, met een schuine breukstreep.