Er is ook een trucje om te achterhalen of u aan het eind van het voltooid deelwoord -t of -d moet schrijven. U kunt daarvoor vergelijken met de verledentijdsvorm. Als die op -de(n) eindigt, krijgt ook het voltooid deelwoord een -d. Als de verledentijdsvorm op -te(n) eindigt, krijgt ook het voltooid deelwoord een -t.
ik-vorm plus –de(n) en het voltooid deelwoord eindigt op een d. Bijvoorbeeld: vermelden > vermeld (ik-vorm) > vermeldde(n), vermeld. Voor Engels werkwoorden gelden gewoon de regels hierboven.
Dt-fouten voorkomen met de smurfenregel
Een bekend ezelsbruggetje voor werkwoordspelling in de onvoltooid tegenwoordige tijd is de 'smurfenregel'. Het is eigenlijk heel simpel: vervang een werkwoord in de tegenwoordige tijd door een vorm van 'smurfen' en je hoort meteen of er een -t achter moet.
De correcte vervoeging is je/jij vindt.
Als het onderwerp je/jij achter de persoonsvorm staat, is de correcte vervoeging vind je/jij.
De correcte vervoeging is je/jij wordt.
Als het onderwerp je/jij achter de persoonsvorm staat, is de correcte vervoeging word je/jij. Bij combinaties met je is het niet altijd even duidelijk of je het onderwerp van de zin is. Als u daaraan twijfelt, kunt u je proberen te vervangen door jij of jou(w).
Ook wanneer het onderwerp u ná het werkwoord komt, schrijven we een t achter de stam: wat vindt u van de nieuwe minister? Hierin verschilt u van de niet-beleefde vorm je. Als dat na het werkwoord komt, schrijf je geen t: wat vind je van de nieuwe minister?
Regelmatige werkwoorden
Als het voltooid deelwoord eindigt op een letter uit 't kofschip (dat wil zegen de letters: t, k, f, s, ch, p maar ook x) dan eindigt het voltooid deelwoord op een 't'. In de andere gevallen eindigt het voltooid deelwoord op een 'd'.
En in alle voltooide tijden, waar je het voltooid deelwoord van een werkwoord gebruikt, komt ook nooit een -DT voor: zij heeft geleid (voltooid deelwoord van werkwoord: leiden), hij heeft gestreden, jij hebt vermoed, het is geschud etc.
Vragen heeft sterke verledentijdsvormen: vroeg en vroegen. Het voltooid deelwoord van vragen is gevraagd.
Regelmatige werkwoorden
Als het voltooid deelwoord eindigt op een letter uit 't kofschip (dat wil zegen de letters: t, k, f, s, ch, p maar ook x) dan eindigt het voltooid deelwoord op een 't'. In de andere gevallen eindigt het voltooid deelwoord op een 'd'.
Verhuist is goed in bijvoorbeeld 'Volgende maand verhuist Katrien naar Norg. ' In 'Katrien is verhuisd naar Norg' is verhuisd goed. Verhuisd is een voltooid deelwoord. In dat voltooid deelwoord komt de d terug van de verleden tijd verhuisde.
Het onvoltooid deelwoord is een vorm van het werkwoord waarbij het nog niet voorbij of nog niet voltooid is (onvoltooid) en dus nog steeds aan de gang is. Het onvoltooid deelwoord wordt altijd gespeld als het hele werkwoord + d. Niets vermoedend verliet hij het huis.
Tegenwoordig deelwoord (participium presens)
Dit wordt gevormd door een d en soms -de achter het hele werkwoord te plaatsen; het geeft aan dat een handeling bezig is: lopend, lachend, staand.
Bij de onvoltooid verleden tijd gaat het over een handeling die op een exact moment in het verleden plaatsvond. Bij de voltooid verleden tijd gaat het om een afgeronde handeling ergens in het verleden. In een zin die in de onvoltooid verleden tijd staat, komt geen hulpwerkwoord voor.
Een onvoltooid deelwoord wordt gebruikt om aan te geven dat je iets doet, terwijl je ook iets anders doet. Een voltooid deelwoord wordt gemaakt door een –d of –de achter het hele werkwoord te plakken. Bijvoorbeeld: 'Lachend fietsten wij naar school'.
De correcte vervoeging is je/jij vindt.
Als het onderwerp je/jij achter de persoonsvorm staat, is de correcte vervoeging vind je/jij.
Termijn voor doorgeven verhuizing
U moet uw verhuizing binnen vier weken vóór of uiterlijk vijf dagen nadat uw adres verandert aan de gemeente doorgeven. De datum die u op de aangifte als verhuisdatum zet, geldt dan als de datum van verhuizing.
De correcte vervoeging is je/jij wordt.
Als het onderwerp je/jij achter de persoonsvorm staat, is de correcte vervoeging word je/jij. Bij combinaties met je is het niet altijd even duidelijk of je het onderwerp van de zin is. Als u daaraan twijfelt, kunt u je proberen te vervangen door jij of jou(w).
Beide spellingen zijn correct, maar er is een verschil in grammaticale structuur en daardoor ook in betekenis. Wie vind je het best? is correct als je het onderwerp is. Je is dan vervangbaar door jij.
Vervoeging: ik zeg, jij zegt, wij zeggen. ik zei, jij zei, hij zei, wij zeiden. ik heb gezegd.
Betaald is het voltooid deelwoord van betalen: ik heb betaald, er is betaald, er wordt betaald, er zal wel betaald zijn. Betaald is hier met een d, omdat in de verleden tijd betaalde ook een d zit.
Omringd: voltooid deelwoord
Omringd is in omringd door haar dierbaren het voltooid deelwoord van omringen. In het voltooid deelwoord omringd komt de d van de verleden tijd omringde terug. Omringd is hier vergelijkbaar met voltooid deelwoorden als gesteund en bijgestaan.