Je begint bij de eerste zin en schrijft door tot de laatste. Handig voor als je het verhaal al goed in je hoofd hebt zitten of als jouw tekst ook chronologisch opgebouwd is. Misschien lijkt dit de enige manier waarop je 'hoort' te schrijven, maar dat is zeker niet waar.
Een goede tekst heeft een goede opbouw: inleiding – hoofdtekst – afsluiting. Elke tekst heeft een vaste opbouw: inleiding – hoofdtekst – afsluiting. En: een goede tekst schrijf je altijd in een rondje. Dat betekent dat je aan het einde van je artikel ook weer terugkomt op dat waar je het artikel mee begon.
Schrijf op een papiertje kort de antwoorden op de 5w+h-vragen. Vertel eerst het belangrijkste. Daarna geef je meer informatie over het hoe en waarom. Verdeel je tekst in alinea's.
Een regel is een reeks woorden die over een bepaalde vaste breedte naast elkaar geschreven, gezet of gedrukt zijn. Een rechte lijn / streep tekenen is niet zo gemakkelijk. De tekst mag niet langer zijn dan honderd regels.
Klik in de groep Alinea op het startpictogram voor dialoogvensters. en selecteer de vervolgkeuzelijst Uitlijning om de uit te sluiten tekst in te stellen.
U kunt ook de sneltoets Ctrl+P gebruiken om de tekst uit te vullen.
Hierbij moet je denken aan concentratie, geheugen, oplettendheid, methodologie en organiseren. Het is in feite een voorloper of een ondersteuning van het leren. Het is de essentiële motorische ontwikkeling die het schrijven vraagt, die de kinderen helpt om aangereikte materialen van de lessen te kunnen onthouden.
Een initiaal is de beginletter van een woord, zin, alinea of hoofdstuk die afwijkt van de broodtekst in afmeting, uiterlijk en versiering. Het woord initiaal komt uit het Latijn van initium, begin, en betekent aan het begin staand.
Als je dat weet, dan weet je wat het tekstdoel van de schrijver is. Tekstdoel : amuseren – De schrijver wil dat je je vermaakt. Tekstdoel : informeren – De schrijver wil dat je iets te weten komt. Tekstdoel : overtuigen – De schrijver wil dat je zijn mening overneemt.
Een tekst heeft bepaalde kenmerken: een inhoud (thema), een vorm (taalgebruik en structuur) en een bedoeling (doel). Als een leerling geïnteresseerd is in slangen en al veel over dit onderwerp weet, zal hij een tekst over slangen sneller begrijpen en kan hij vlotter een tekst over slangen schrijven.
Elke tekst gaat ergens over. Dat noem je het onderwerp van de tekst. Alle belangrijke informatie die over een onderwerp wordt gegeven, noem je hoofdzaken.
Samenstellingen (woorden uit twee of meer zelfstandige naamwoorden) schrijf je altijd aan elkaar, zonder spaties dus. Het is bijvoorbeeld autoverzekering en niet auto verzekering. Ook langere woorden schrijf je aan elkaar, tenzij er verwarring ontstaat.
Dat kan op verschillende manieren (oplopend, aflopend, alfabetisch, stijgend, dalend, volgens hoofd- en bijzaken). De auteur kan gebruikmaken van woorden zoals: Vooreerst, vervolgens, ten slotte.