gram: Een eenheid voor massa (m) afgekort met (g). massa: De hoeveelheid stof waaruit een voorwerp bestaat. kubieke meter: Een eenheid van volume (V) afgekort met m³ . liter: Een eenheid van volume (V) afgekort met L.
De volumieke massa is de materiaaleigenschap die het verband weergeeft tussen de massa en het volume, uitgedrukt in kg/m3, formule: ρ = m/V (ρ spreek uit: ro). Het vochtgehalte en de samenstelling van het materiaal bepalen voor een groot deel de volumieke massa.
De dichtheid (ρ) is de massa van 1 cm3 stof. De dichtheid is de massa per volume-eenheid: "hoe zwaar is een stukje materiaal bij een bepaald volume?" De dichtheid van een stof is een stofeigenschap.
Je kunt het verband tussen de massa m en het volume V aangeven met de dichtheid ρ (rho, een letter uit het Grieks). De dichtheid is de massa per volume. Met andere woorden: de dichtheid is de massa (in kilogram, soms in gram) van 1 m³ (soms 1 dm³ of cm³) stof. ρ=m/V.
Dichtheid is de hoeveelheid massa die aanwezig is in een bepaald volume. Het vertelt je dus hoeveel van een stof er in een bepaalde ruimte zit. De formule om de dichtheid te berekenen is p=m ÷ v. p is de dichtheid.
Dichtheid is een maat voor de massa van een bepaald volume van een stof. In BINAS wordt hiervoor de eenheid kilogram per kubieke meter (kg/m3) gebruikt.
De dichtheid wordt bepaald door hoeveel soortgelijke massa van hetzelfde product (homogeen materiaal) aanwezig is in een vooraf bepaalde volume. Anders genoemd: “Massa per volume-eenheid”.
Traditioneel duidt men dichtheid aan met de Griekse letter ρ (rho). De eigenschap wordt uitgedrukt in kg/m³.
Met de dichtheid kunnen we o.a. voorspellen of een voorwerp zal zinken of zal drijven in een bepaalde vloeistof. Water heeft bijvoorbeeld een dichtheid van 1000 kg/m3. Als een voorwerp een grotere dichtheid heeft, dan zinkt het in water. Als het een lagere dichtheid heeft, dan blijft het drijven.
De dichtheid van een poeder, ook wel de "bulkdichtheid" genoemd, is de dichtheid van de vaste deeltjes in poedervorm, met inbegrip van de ruimten tussen de vaste deeltjes (het deeltjesbed). Het wordt uitgedrukt in kilogram per kubieke meter: kg. m³.
De inhoud of het volume van een voorwerp (lichaam) is de grootte van het gebied dat door dit voorwerp wordt ingenomen in de driedimensionale ruimte. Als basis in drie dimensies geldt dat de inhoud van een rechthoekig blok gelijk is aan lengte × breedte × hoogte.
Je kunt het aantal mol uitrekenen door het aantal gram te delen door de molaire massa. Dan krijg je dus: 32 g/16,0 g/mol = 2 mol zuurstof. Als je het aantal mol van een stof weet en je wil weten hoeveel liter je hebt, heb je hier de molariteit voor nodig.
Als eenheden van volume worden gebruikt: cm3 of dm3 of m3. In het geval van het volume van vloeistoffen wordt vaak de eenheid liter (L) gebruikt, of milliliter (mL) of centiliter (cL) of deciliter (dL).
De SI-eenheid van massa is de kilogram. Het is een van de zeven SI-basiseenheden, en de enige SI-eenheid die een voorvoegsel ("kilo") draagt.
We meten volume van een voorwerp (vaste stof) normaal gesproken in de eenheid kubieke centimeter [cm3] of kubieke meter [m3].
Je kunt twee verschillende eenheden van volume en hun afkortingen noemen. Je kunt volume's omrekenen tussen liter, milliliter, kubieke centimeter, kubieke decimeter.
1 liter stemt overeen met 0,85 kilogram.
Elk materiaal heeft een dichtheid (of soortelijk gewicht). De dichtheid van een materiaal kunnen we definiëren als het gewicht (massa) die een bepaalde hoeveelheid (volume) van dat materiaal heeft: 1 m3 water heeft een massa van 1000 kg : de dichtheid van water bedraagt 1000 kg/m3.
De dichtheid van water is ongeveer 998 kg m-3. Voor ijs is dit 917 kg m-3.
De massadichtheid van een voorwerp kan je berekenen door de massa te delen door het volume. Hoe groter maw het volume, hoe kleiner de massadichtheid.
De gravitatieconstante G is een natuurconstante die in het hele heelal geldt. Gravitatie werkt in het hele heelal op dezelfde manier en de grootte ervan is alleen afhankelijk van de massa's. De zwaartekrachtsversnelling g is de versnelling die vrij vallende voorwerpen op aarde ondervinden en is gelijk aan 9,81 ms-2.
Gewoon uitrekenen. V = l * b * h Volume = lengte x breedte x hoogte LET OP geen dm met cm vermenigvuldigen. V = oppervlakte x hoogte.
1 liter water komt overeen met 1 kilogram. 100 gram komt overeen met 0,1 liter en dat is 1 dl en dat is dan 10 cl en dus 100 ml.
Elke stof en elk materiaal bestaat uit hele kleine deeltjes. Die deeltjes zitten niet overal even dicht bij elkaar en zijn ook niet allemaal hetzelfde. In de ene stof zitten ze dichter bij elkaar (of zijn anders van formaat) dan in een andere stof. Dit verschijnsel noemen we de: dichtheid.