De zonen en dochters van een edelman met een adellijke titel dragen dezelfde titel, een lagere titel of het predikaat jonkheer en jonkvrouw.
Van lagere adel naar hogere adel zijn dit: jonkheer/jonkvrouw, ridder (geen vrouwelijk equivalent), baron/barones, burggraaf/burggravin, graaf/gravin, markies/markiezin, hertog/hertogin, prins/prinses.
De ongehuwde dochter van een (burg)graaf, baron, ridder of jonkheer werd aangesproken met freule.
Prins is de hoogste adellijke titel, maar kan ook een (lagere) vorstelijke titel zijn. Het vrouwelijke equivalent is Prinses. Koning is na keizer de hoogste vorstelijke titel, en met deze titel wordt het (mannelijk) staatshoofd van een koninkrijk aangeduid. Het vrouwelijke equivalent wordt koningin genoemd.
De titel baron komt in Nederland en België op twee manieren voor: "op allen" en "met het recht op eerstgeboorte". In het eerste geval heeft ieder lid van de betreffende adellijke familie (dat wil zeggen iedere afstammeling, mannelijk of vrouwelijk, in mannelijke lijn) recht op de titel baron of barones.
“Reken maar op 2.000 à 3.000 euro kosten voor je eigen familiewapen”
Baron Harry en baron Gerrit van Coeverden, behoren tot de oudste adellijke familie van Nederland. Sinds 1991 voeren zij weer de titel baron. De oudste adellijke familie van Nederland woont ten oosten van de IJssel.
De titel van baron komt nog bij 92 families voor. Er zijn nog maar zeven families met de titel van ridder. Het grootste deel van de Nederlandse adel heeft geen titel, maar voert het predikaat jonkheer/jonkvrouw(e).
1.0 : adellijke man. 2.0 : belangrijke, machtige man.
Langdurig kansrijk van adel zijn voor mannen Otto, Joan, Gustaaf, Otto, Diederik, Constantijn, Duco, Maurits, Allard en Maximiliaan, en voor vrouwen Cornelie, Mechteld, Florentine, Emilie, Henriette, Wendela, Catherine en Frédérique.
In België is "jonkheer" of "jonkvrouw" een titel, sinds het arrest van het Hof van Cassatie in 1927. Hij wordt gedragen door leden van de erfelijke adel die geen hogere titel bezitten (vaak zonen of dochters van edellieden) en door personen aan wie persoonlijke of erfelijke adeldom is verleend, zonder hogere titel.
De juiste spelling is adellijk, met dubbel l. De betekenis speelt daarbij geen rol. Meestal betekent adellijk 'van adel, te maken hebbend met de adel', maar het heeft nog een betekenis. In de combinatie adellijk wild betekent het 'langere tijd bewaard, nét niet rot'.
In de Nederlandse adel is de titel markies vervallen, alle familieleden zijn graaf of gravin.
De adel is een sociaal of juridisch afgebakende groep mensen (edelen) die van oorsprong een bevoorrechte positie innam in een samenleving.
In brieven komen soms ook specifieke beleefdheidsformules voor, maar die zijn nog maar weinig gebruikelijk. Voor een baron luidt die formule Hoogwelgeboren heer baron en voor een barones Hoogwelgeboren vrouwe barones. Bij brieven aan adellijke personen schrijven we in het adres de volledige naam na de titel.
De hoge adel stond in rang net onder de koning (de vorst zat ook in de tweede stand). Deze kleine groep van grootgrondbezitters stamde nog uit de tijd van Karel de Grote. Zij werden gevolgd door de lage adel, die afstamde van de vrijen die zich in de 9de en 10de eeuw hadden kunnen handhaven.
"Echte" adellijke titels kun je niet vrij verwerven - je moet dan wel afstammen van een adellijke familie. U kunt dit echter niet beïnvloeden. Als elegante oplossing kiezen echter steeds meer mensen ervoor een adellijke titel te kopen om als pseudoniem te dragen.
U kunt de titel voeren op uw briefpapier en visitekaartje. Bij laten schrijven in uw paspoort is niet mogelijk.
Het ontstaan van de adel
In ruil voor hun steun en veel geld aan de leenheer waren zij vaak in staat om hun leen erfelijk te maken. Op die manier hadden zij voor hun familie speciale privileges (voorrechten) gekregen die nog eeuwenlang zouden gelden.
In het nieuwste 'Blauwe Boekje' staan genealogieën van dertien families: Cankrien, Greidanus (Van Wimersma Greidanus, Idema Greidanus), Heijse, Houben, Kersten, Laane, Van Lede, Noman (Van Haren Noman), Pigeaud, Rom (Scherpenhuijsen Rom), Scheidius, Smits (Smits van Oyen) en Thijssen (Heerkens Thijssen).
Aan een adellijke titel hangt een prijskaartje. De betrokkene moet registratierechten betalen voor zichzelf (750 euro) en elke nakomeling (750 euro per kind en kleinkind, maar vanaf drie nakomelingen daalt de prijs tot 450 euro).
Personen met een adeltitel mochten na 1848 hun titel wel houden, zij werden burgers met een adellijke titel. Het voeren van een adellijke titel of een predicaat is nog wel wettelijk beschermd. In Nederland kunnen mensen niet meer een adeltitel verkrijgen. Net als bijvoorbeeld in Duitsland, Frankrijk, Oostenrijk.
De adeldom van een meerderheid van deze families dateert uit de beginjaren van het Koninkrijk der Nederlanden, de periode van 1814 tot 1817. Vandaag de dag telt de Nederlandse adel 10.000 tot 11.000 personen, waarvan naar schatting 2.000 in het buitenland wonen. Samen behoren ze tot de ongeveer 325 adellijke families.