Leg uit dat je bij sommen met grote getallen handig een kwart kunt berekenen door eerst de honderdtallen, tientallen en eenheden los van elkaar te delen door 4. Vervolgens tel je deze uitkomsten bij elkaar op voor het antwoord.
Kwart is de benaming voor het breukgetal 1/4 (¼), dus een gedeeld door vier. Deelt men iets in vier gelijke delen, dan is elk deel een kwart.
Jennine. 6/7 is hetzelfde als 12/14 en 24/28. Een kwart van 24/28 is (24: 4=) 6/28.
Als je kind 25% van het totaal moet nemen, gaat het in principe om 25 delen van 100. Omdat je kind waarschijnlijk al weet dat 25 een kwart is van 100, weet hij ook dat je dit eveneens kunt schrijven als 1/4. Wie 100 deelt door 25 komt namelijk op 4 uit.
¾ is dus gelijk aan 24/32. De som wordt nu dus: 24/32 : 8 = … Je deelt weer alleen de teller door 8, dus 24/32 : 8 = 3/32. Deze breuk kun je niet verder vereenvoudigen, omdat je de teller en noemer niet door hetzelfde getal kunt delen.
Een kwart, 1/4, is dus hetzelfde als 25%.
3/4 deel = 3/4 × 100 % = 300/4 % = 75 %
Driekwart is een breukgetal en de benaming voor ¾. Driekwart is een term waarmee iets wordt aangeduid als er een kwart van ontbreekt, anders gezegd: drie maal een kwart of drie gedeeld door vier. Driekwart wordt als één woord, dus als één begrip gezien.
Nu kun je het getal boven de streep wel door 4 delen. 12:4=3. Wat doe je eigenlijk bij een deelsom?
Als er 04:00 had gestaan, dan was het vier uur in de nacht geweest. Als je op de klok 16:15 ziet, dan is het kwart over vier in de middag. Als je op de klok 16:30 ziet, dan is het half vijf in de middag. Als je op de klok 16:45 ziet, dan is het kwart voor vijf in de middag.
Een kwartier is een eenheid van tijd, namelijk een kwart gedeelte van een uur. Een kwartier bestaat uit 15 minuten of uit 900 seconden. Een etmaal bevat 96 kwartieren. Een jaar bestaat uit 35040 kwartier.
Heb je van de breuk een kommagetal gemaakt, dan kun je het vermenigvuldigen met 100; 0,4 x 100% = 40%. De breuk 2⁄5 is dus gelijk aan 40%, het percentage dat bij de strook uit het voorbeeld hoort.
Visuele uitleg van de begrippen een derde en een kwart.
Elk kind krijgt dan een derde pannekoek want één gedeeld door drie is gelijk aan een derde; 1 : 3 = 1/3. Een derde stuk pannekoek is een afgebroken stuk van een hele pannekoek.
(twee derde), ook geschreven als 2/3 (2/3) en 2:3. We noemen zulke getallen breuken. We schrijven het als een streep, de breuk- of deelstreep, met een getal erboven en een getal eronder. Ook wordt de breuk wel op een lijn geschreven, met een schuine breukstreep.
Maar bij figuur B gaat het om een kwart cirkel dus de lengte van het cirkelboogje is een kwart van de omtrek van de cirkel. Dat is dan gelijk aan 3 . De omtrek is dan gelijk aan 12+3 meter en dat is ongeveer gelijk aan 21,42 m.
Methode. Een schaal van 1 : 100 betekent dat 1 lengte-eenheid van het model in het echt 100x zo groot is. Dus stel het schaalmodel van het schip is 10 centimeter, dan weet je dat het schip in het echt 100 · 10 centimeter = 1.000 centimeter (oftewel 10 meter) lang is.
Oefening 5: Tel telkens 7 erbij. 6 x 7 = 42. 7 x 7 = 49.
Het antwoord is dus 32.
Wanneer je de helft van een getal uit wil rekenen, deel je dit getal door twee.
Je gaat dus 60 delen door 4. Ieder kind krijgt dus 1 staafje en 5 losse blokjes, want 60 : 4 = 15.
Procent versus procentpunt
Een procent is een honderdste deel van het geheel, bijvoorbeeld: 4 procent van 300 is 12.
Een hele is verdeeld in acht gelijke stukken, oftewel: 1 : 8 =. Daar hoort het kommagetal 0,125 en het percentage 12,5% bij.