De mol heeft in het totaal 44 tanden, 22 in de onderkaak en 22 in de bovenkaak. In de boven- en onderkaak hebben ze 12 snijtanden, 4 hoektanden, 16 voorkiezen en 12 kiezen.
Mollen zijn in principe niet gevaarlijk, maar kunnen met hun scherpe tanden flink bijten. Omdat mollen geen schone dieren zijn kan hun beet nare infecties veroorzaken. Gelukkig zijn er ongediertebestrijders die zich gespecialiseerd hebben in het opsporen en bestrijden van mollen.
Dat de mol geen oorschelpen heeft betekent niet dat hij geen oren heeft. Hij kan prima horen, maar zijn gehoorgangen zitten verstopt onder zijn dichte vacht. Hij kan ze ook afsluiten met een huidplooi, zodat er geen zand of water in komt.
Een mol voelt zich in het daglicht niet veilig. Hij beweegt ondergronds ook sneller dan bovengronds. Molletjes die uit huis worden gezet om een eigen territorium te gaan zoeken, zie je soms bovengronds.
Een mol heeft vele haren op zijn lichaam. Hierdoor lijkt hij heel zacht en aaibaar, maar eigenlijk zijn deze haren best stug omdat de haren niet één kant op groeien, zoals bij een kat, maar juist allemaal verschillende richtingen opgaan.
Wat eet de mol? Mollen eten vooral regenwormen. Om te overleven moet een volwassen mol dagelijks minstens 50 gram eten, bijna de helft van zijn eigen lichaamsgewicht. Wormen zijn rijk aan eiwitten en bevatten ongeveer 80% water, waardoor een mol nauwelijks hoeft te drinken.
Een mol kan enkel heel slecht zien. Zijn ogen zijn zo klein als speldenknopjes en zijn vacht zit ervoor. In dezelfde vacht zitten ook zijn oren, die uitstekend ontwikkeld zijn. De mol vind zijn weg door zijn gangenstelsel vooral door zijn gevoelige snorharen en door zijn tastzenuwen op zijn neus en staart.
Mollen doorlopen vaak op gezette tijdstippen en met tussenpozen van gemiddeld 5 uur door hun gangen op zoek naar voedsel. De momenten waarop hij actief is, is vroeg in de ochtend, rond het middaguur en aan het begin van de avond.
Onder de grond heeft de mol geen natuurlijke vijanden, alleen zijn eigen soortgenoten. Boven de grond wordt de mol bejaagd door onder andere uil, buizerd, blauwe reiger, ooievaar, wezel, hermelijn en vos.
De slechtziende diertjes zijn niet alleen gevoelig voor geluid en trillingen, ze hebben ook een goed ontwikkeld neusorgaan. Mollen hebben een hekel aan sterke geur, bijvoorbeeld die van knoflook. Je kunt dus knoflookteentjes in de molsgang leggen om ze te verjagen.
Mollen hebben kleine ogen, maar een goed ontwikkelde tastzin. De snuit van een mol is uiterst gevoelig door de aanwezigheid van receptoren (organen van Eimer), waarmee vochtigheid, temperatuur, luchtdruk en mogelijk zelfs infrarode straling kan worden gedetecteerd.
Mollen zijn het hele jaar actief. Ze graven de hele dag om naar voedsel te zoeken. Hun menu bestaat uit allerlei insecten, maar vooral regenwormen zijn favoriet. In warme seizoenen graven de wormen zich een weg naar de oppervlakte, maar de mollen zitten ze voortdurend op de hielen.
Mollen leveren een belangrijke bijdrage aan het ecosysteem en de bodemvruchtbaarheid, door gangen te graven waardoor water en zuurstof tot diep in de aarde kunnen doordringen. Omdat ze larven eten die graswortels vernietigen, zijn ze (op de molshopen na) ook goed voor het gazon.
Mollen houden niet van water, dus het zou logisch zijn om te denken dat je ze kunt verjagen door water in de mollengangen te spuiten. Het probleem is echter dat mollengangen ellenlang kunnen zijn. Voor je het weet, ben je honderden liters kwijt en heeft de mol zich slechts verplaatst.
Gelukkig kan een mol niet springen, maar klim- men kunnen ze wel. De bovengrondse rand moet dus schuin naar buiten geplaatst of gebogen worden zodat ze er niet overheen kunnen klimmen.
Dit zoeken naar een nieuw territorium gebeurt meestal bovengronds. Mollen zijn geslachtsrijp na 11 maanden. De mol wordt normaliter ongeveer 3 jaar oud, maar kan de 7 jaar halen.
Een kleine tuin zal dus meestal maar plaats bieden aan één mol. Omdat die mol zijn eigen territorium heeft, is het verwijderen van je bodemgast vaak zinloos. Het enige wat je doet is een thuis aanbieden aan een nieuw exemplaar. En dan nog een thuis met een voorgegraven gangenstelsel.
Dag en nacht graaft een mol zich door de aarde om aan eten te komen. Dat doet het beestje met poten zo groot als kolenschoppen. Een winterslaap houdt hij niet. Hij is veel te druk met graven en eten.
Hij eet elke dag minstens de helft van zijn eigen gewicht aan wormen, keverlarven, naaktslakken en dergelijke. Hij moet elke paar uur eten anders sterft hij de hongerdood. Wanneer de temperatuur buiten daalt trekken de prooien van de mol dieper de grond in omdat het daar warmer is.
Mollen kun je effectief vangen met een mollenklem. Dit zijn metalen klemmen met een sterke veer. Het is zeker geen diervriendelijke wijze van vangen want de mol zal het niet overleven maar eenmaal gevangen ben je wel van het probleem af.
Daar zitten ze in een vaste houding in een verticale gang wat dieper onder de grond. Vroeger hielden veenmollen hun winterslaap in vaak in de aardappelkuil. Bij oppakken steekt de veenmol niet; hij kan wel bijten of een bruin vocht afscheidende. Veenmollen zijn de laatste tientallen jaren in aantal achteruitgegaan.
Mollen graven gangen tot zo'n 120 centimeter diep, dit zijn de diepgelegen gangen. Deze gangen zijn ongeveer 5 centimeter breed. De mol graaft soms ook gangen die meer aan de oppervlakte liggen. De ondergrondse gangen zijn soms wel 200 meter lang.
De mol kan zich met een ongelooflijke snelheid van 7 km/u ondergronds voortbewegen; bovengronds is dat 5 km/u. De mol is niet 24 uur per dag actief, meestal zijn er 2 tot 3 activiteitsperioden van ongeveer 4 uur.
Mollen eten hierbij de wormen en insectenlarven die in hun gangen terecht komen. Mollen kunnen behalve goed graven, ook uitstekend zwemmen en klimmen.
Informatie over mollen | De voortplanting van mollen
Mollen planten zich voor in het voorjaar, zei gaan dan opzoek naar hun partner. Een mannetjes mol gaat op zoek naar een vrouwtjes mol, dit doet hij door te graven tot dat hij een geschikte partner heeft gevonden. Mannetjes mollen zijn groter dan vrouwtjes mollen.