De eigenaar van het heersend erf mag alle werken uitvoeren die nodig zijn voor het gebruik van de erfdienstbaarheid, maar zal de kosten dan ook zelf dienen te dragen. Hoe eindigt een erfdienstbaarheid? Een erfdienstbaarheid kan in principe eeuwig blijven bestaan.
Een erfdienstbaarheid gaat weer teniet, als het heersend en dienend erf in één hand komen, zonder dat er andere rechthebbenden op die percelen zijn (artikel 5:83 BW). Men noemt dat vermenging. Een rechter kan een erfdienstbaarheid ook opheffen of wijzigen. Dat kan op verschillende gronden.
Een erfdienstbaarheid ontstaat door bestemming door de eigenaar wanneer twee thans van elkaar gescheiden percelen aan dezelfde eigenaar hebben toebehoord en er op het moment van de verdeling een dienstbaarheid bestaat tussen de percelen die tot stand gebracht of behouden werd door die enige eigenaar.
Erfdienstbaarheid is niet overdraagbaar maar gaat van rechtswege mee over wanneer het recht waaraan de erfdienstbaarheid is verbonden overgaat. Het blijft dus rusten op een perceel wanneer dit verkocht wordt.
Sinds 1 januari 1992 geldt dat ook al als de bezitter niet te goeder trouw is, een erfdienstbaarheid worden verkregen na een onafgebroken periode van 20 jaar.
Een erfdienstbaarheid is het recht om gebruik te maken van een stuk grond, ook al is de grond van iemand anders. Praktisch gezien betekent dit dat de eigenaar van het ene erf iets moet dulden dat de eigenaar van het andere erf doet. Het kan ook zo zijn dat de eigenaar van het ene erf iets niet moet doen.
Bij een 'recht van doorgang' krijgt een eigenaar van een perceel het recht om over het perceel van een andere eigenaar te gaan. Daarbij is niet vereist dat het perceel ingesloten is.
Als eigenaar ben je verplicht om de servitudeweg of doorgangsweg open te laten en zo de doorgang te verlenen aan de eigenaar(s) van aanpalende eigendommen. Officieel is hier het 'doorgangsrecht' van kracht dat stelt dat de doorgang niet verminderd, verhinderd of ongemakkelijk gemaakt mag worden.
Het recht van overpad (of: recht van weg) is een recht om te komen of gaan via het perceel van een ander. Het recht van overpad is een erfdienstbaarheid. Dat betekent dat het gaat om een last waarmee de ene onroerende zaak (het dienende erf) ten behoeve van een andere onroerende zaak (het heersende erf) is belast.
Een erfdienstbaarheid is het recht om gebruik te maken van een stuk grond (perceel), ook al bent u niet zelf de eigenaar. Voorbeelden zijn: Recht van overpad. Recht op uitzicht.
Ontstaan erfdienstbaarheden door verjaring
Volgens de wet kunnen er inderdaad erfdienstbaarheden (en dus ook een recht van overpad) ontstaan door verjaring. Er zijn twee smaken: verkrijgende verjaring (ook wel verjaring te goeder trouw), en. bevrijdende verjaring.
Erfpacht ontstaat door vestiging overeenkomstig de regels die gelden voor de overdracht van onroerende zaken of door verjaring. Verjaring ontstaat bij een onafgebroken bezit te goeder trouw van tien jaar en te kwader trouw van twintig jaar. Bij een erfdienstbaarheid is er sprake van een dienend erf en een heersend erf.
U moet een recht van overpad geven
U moet uw buren toegang geven tot hun eigen grond. Een hek plaatsen om de weg af te sluiten mag niet, tenzij dit nodig is. Dan geeft u de buren een sleutel. Uw buren moeten het pad zo gebruiken dat u er zo weinig mogelijk last van heeft.
Als je recht van overpad hebt, heb je recht het pad zelf te onderhouden. Je mag het bijvoorbeeld bestraten, zodat je er makkelijker overheen kan lopen. Dit doe je dan wel op je eigen kosten. Omgekeerd kan de eigenaar van de grond verlangen dat je het pad, voor zover nodig, goed onderhoudt.
Onderhoud en bouwwerken
De titularis van een erfdienstbaarheid – die de eigenaar is van "het heersende erf" – mag alle onderhoudswerkzaamheden en bouwwerken uitvoeren die nodig zijn voor de uitoefening van de erfdienstbaarheid en voor het behoud ervan.
1 Overdracht van de eigendom van het erf Een erfdienstbaarheid is een beperkt zakelijk recht waarmee de eigendom vande eigenaar van het dienend erf mee is bezwaard. De eigenaar heeft het alomvattende gebruik van zijn perceel als eigenaar beperkt ten behoeve van de buurman.
Artikel 5:79 BW bepaalt dat de rechter een erfdienstbaarheid kan opheffen indien de eigenaar van het heersende erf geen redelijk belang bij de uitoefening meer heeft en niet aannemelijk is dat het redelijk belang daarbij zal terugkeren.
Conclusie. De les voor de praktijk is dan ook dat een pad met een minimumbreedte van 95 centimeter voldoende is voor een erfdienstbaarheid van voetpad, mits dit de normale uitoefening van de erfdienstbaarheid niet in de weg staat.
Recht van overpad is het recht om gebruik te maken van een deel van de grond van iemand anders om uw eigen grond te kunnen bereiken. Het is een erfdienstbaarheid waar u recht op kunt hebben, of u moet dit recht aan een ander verlenen. Bijvoorbeeld: U kunt alleen via een strookje grond van de buren bij uw huis komen.
Er kunnen erfdienstbaarheden rusten op een huis of bouwgrond die je wil kopen. Zo kan er bijvoorbeeld een recht van overgang of uitweg zijn ten voordele van een ander perceel. Hoe kom je dit te weten?
Als het om erfdienstbaarheden gaat, wordt er vaak gesproken over een subjectieve waarde (de waarde voor de verkoper) en een objectieve waarde (prijs per m²). Eens een akkoord met de heerser, heb je ook een overschrijving van de akte van aankoop nodig.
- "In de akte van vestiging van een erfdienstbaarheid kan aan de eigenaar van het heersende erf de verplichting worden opgelegd aan de eigenaar van het dienende erf op al dan niet regelmatig terugkerende tijdstippen een geldsom - de retributie - te betalen."
Een erfdienstbaarheid is niet-voortdurend als de uitoefening ervan telkens een daad van de mens vereist. Het criterium van de voortdurende erfdienstbaarheden is afgeschaft.