Doe de kacheldeur dicht en open meteen de luchtschuif. Met de schuif regelt u de verbranding (en dus de temperatuur) in de kachel. Laat de kachel ongeveer 20 à 30 minuten goed doorbranden zodat er een flink vuur, een gloeiende massa en turbulentie (luchtstroming) ontstaat.
De kachel zuigt lucht aan, die vervolgens via de schoorsteen mee naar buiten gaat. Je krijgt dus 'trek' in de kachel en het rookkanaal. Die trek is heel belangrijk om het vuur brandend te houden en de rook af te voeren naar buiten. Als er geen of te weinig trek is, kan de rook in de woonkamer komen.
Een kachel werkt het zuinigst als je hem op half tot heel vermogen stookt. Bij een te grote kachel wordt het al snel te warm in huis en krijg je de neiging om het vuur te smoren. Niet doen: dan komen meer schadelijke stoffen vrij!
Kleurloze rook wijst op een goede verbranding. Gekleurde rook (wit, grijs, zwart, blauw) duidt er op dat de verbranding slecht is. De vlam in de houtkachel moet heldergeel zijn en niet flakkeren. Een oranje, onregelmatige vlam duidt op een niet volledige verbranding.
Aansteken vanaf de bovenkant doet u door blokken hout dicht op elkaar te stapelen en vervolgens bovenop een klein vuurtje te maken, zodat de stapel van boven naar beneden ontbrandt. De kachel is dan sneller op temperatuur en de gassen verbranden beter.
Vuur aansteken met aanmaakblokjes – leg onder de bovenste laag aanmaakhout, in de ruimte tussen het aanmaakhout, een of twee aanmaakblokjes. Doe dit voorzichtig zonder de stapel hout om te stoten. Steek vervolgens met een lange kaarsenaansteker de aanmaakblokjes aan. Houdt het deurtje nog even open – de kachel brandt!
Controleer of je goed stookt. Een goed vuur heeft gele, gelijkmatige vlammen en je ziet bijna geen rook uit de schoorsteen komen. Oranje vlammen en donkere rook geven aan dat de verbranding niet goed is: zorg dan voor voldoende of extra luchtaanvoer. Laat een houtvuur vanzelf uitbranden.
Verschillende kleuren
Deze kleuren worden bepaald door de temperatuur van de vlam. Het blauwe deel is het heetst, daarna het witte deel en het gele deel van de vlam is het minst warm.
Wanneer de luchttoevoer geopend wordt, krijg je een ontzettend hete, blauwe vlam. De moleculen in het aardgas reageren dan met zoveel zuurstofmoleculen als mogelijk is. Dat is een volledige verbranding. Er ontstaat koolstofdioxide (CO₂) en water, maar geen roet.
Er zijn wel manieren om meer rendement uit een open haard te halen. De simpelste is een gietijzeren haardplaat tegen de muur aan de achterkant zetten om de warmtestraling te verhogen. Hoe dikker de haardplaat, hoe warmer de straling en hoe langer je er van profiteert.
Anders dan bij houtpellets kan stukhout nooit geheel droog en vochtvrij zijn. Er is altijd sprake van fysisch en chemisch gebonden vocht. Zelfs het droogste en oudste meubelhout bevat enkele procenten vocht. We spreken dus al bij circa 15% vocht van droog stukhout dat geschikt is om te stoken.
Hoeveel hout je dus per avond stookt is volledig afhankelijk van hoe lang je de houtkachel of openhaard wilt laten branden. Je mag ervan uitgaan dat een blok haardhout van de zachte variant ongeveer 1-1,5 uur brandt en een hardhouten blok ongeveer 1,5-2 uur. Uiteraard afhankelijk van de grootte van het houtblok 😉 .
Hoeveel bochten (verslepingen) mogen in een kanaal komen? Wij adviseren zo weinig mogelijk bochten aan te brengen, en indien noodzakelijk dit te beperken tot 15° en maximaal 30° bochten. Scherpe bochten geven extra weerstand en belemmeren het schoorsteenvegen.
Een afsluitklep wordt gebruikt om het rookkanaal te sluiten wanneer de haard niet aan staat of om het vuur te temperen. Vroeger werd een afsluitklep veel gebruikt omdat kachels en haarden niet goed te regelen waren. Als de open haard dan te hard brandde, werd met behulp van de afsluitklep de trek verminderd.
Een smoorklep is alleen nodig als je de aanvoer niet voldoende kunt afsluiten, zoals bij kachels met kieren, slecht sluitende deuren en luchtschuiven die niet goed werken. De factoren die de “trek” bepalen zijn: schoorsteenlengte en -diameter, bochten en vervuiling. Boven of achteruitvoer van rookgassen maakt niet uit.
Een rode, gele of oranje vlam komt door een lage temperatuur, een blauwe of witte vlam wordt veroorzaakt door een hogere temperatuur. Ten tweede wordt de vlam gekleurd door aangeslagen (energierijke) radicalen.
Gele of oranje vlammen duiden op een probleem waarbij koolmonoxide kan vrijkomen. Houd u aan de gebruiksaanwijzing van toestellen. Wees voorzichtig met tweedehands toestellen; deze kunnen lek zijn of andere problemen geven.
Als je de vlam op groot vuur zet en blauwe vlammen ziet, is in de blauwe zone van de vlam de temperatuur circa 1200 Celsius. Daar omheen zie je vaak oranje of gele vlammen, die hebben een aanmerkelijk lagere temperatuur, 600 a 800 Celsius.
Een dragende schouw herken je op dezelfde manier als een dragende muur. Tijd om de bouwkundige tekeningen erbij te halen, dus. Zijn er geen constructieplannen? Controleer dan of je schoorsteen de vloeren ondersteunt.
Voldoende 'trek' in een schoorsteen is noodzakelijk om de rook en rookgassen die bij verbranding vrijkomen goed af te voeren. Om te weten of uw rookkanaal voldoende trekt, kunt u een trekmeting uit laten voeren.
Lekken in schoorsteen of kachelpijp
Soms dringt er 'valse' lucht binnen, waardoor de trek verstoord wordt. Zulke lekken kunnen ontstaan door doorroesten van de kachelpijp- elleboog en het verpulveren van de kalk in de voegen van het schoorsteenkanaal.
Tip 10: as laten liggen
Laat altijd een laagje as van 2 à 3 cm in de houtkachel liggen. Hierdoor wordt de bodem goed geïsoleerd en warmt de houtkachel sneller op als u hout stookt. Tevens beschermt deze aslaag het rooster.
Dennenhout bevelen we ook niet aan, in de open haard tijd was het een hele vette “nee!” omdat het dennenhars in een open haard niet goed verbrande. In de moderne houtkachel is dat niet meer belangrijk. Toch bevelen wij het niet aan omdat het hout dan wel echt perfect gekloofd en droog (max12% vocht) moet zijn.
Roetaanslag kun je voorkomen door de houtkachel of haard direct goed heet te laten worden, en door kleine stukjes geschikt en droog brandhout te gebruiken. Dit verbetert ook direct de trek van het rookkanaal. Kies bij voorkeur voor houtsoorten met weinig hards om roetaanslag op de deuren te voorkomen.