Als “er” gebruikt wordt als plaatsaanduiding of in combinatie met een voorzetsel, mag je het niet weglaten. Als onderwerp van een passieve zin, als voorlopig onderwerp en in combinatie met een telwoord mag “er” worden gebruikt, maar het is vaak beter om een andere formulering te kiezen.
Bijna alle zinnen bevatten een onderwerp. Dit zinsdeel geeft aan wie of wat iets doet. Het onderwerp hangt altijd samen met de persoonsvorm. In de zin 'Piet eet een appel' is 'Piet' het onderwerp.
Gebruik van er
Eigenlijk betekent 'er' hetzelfde als 'daar'. Het is eigenlijk een verzwakte vorm van dit woord. Wanneer 'er' als plaatsaanduiding wordt gebruikt, verwijst het naar een plaats waarvan je weet over welke plaats het gaat. Voorbeeld: Ik werk al drie jaar bij dit bedrijf - Ik werk er al drie jaar.
Soms worden in een tekst zinnen zonder persoonsvorm of onderwerp gebruikt. Net als gewone volzinnen schrijven we zulke zinnen met een beginhoofdletter en een punt (of een ander leesteken) op het eind. Zinnen zonder persoonsvorm of onderwerp worden soms gebruikt om een tekst dynamischer te maken.
Er kunnen meerdere persoonsvormen in een zin staan, je hebt dan te maken met een samengestelde zin met twee hoofdzinnen: - Johnny voetbalt fanatiek en hij scoort vaak meerdere goals tijdens de wedstrijd. Let dus altijd goed op welke werkwoorden allemaal reageren op een van de drie proefen!
Het onderwerp van een tekst geeft aan waar de tekst over gaat. Het onderwerp van een tekst kun je vaak met één of enkele woorden opnoemen.
er bijwoord Uitspraak: [ɛr] 1) op de bedoelde plaats Voorbeelden: `Er zijn veel mensen op straat. `, `er later aankomen dan verwacht` 2) <woordje zonder eigen betekenis> Voorbeelden: `Ik heb nog tien knikkers, hoeveel heb...
Bijwoorden: BW (adverbium)
een bijvoeglijk naamwoord: Er liggen erg zieke mensen in een ziekenhuis.
De persoonsvorm hoort bij het onderwerp van de zin, en past zich ook aan het onderwerp aan. Als het onderwerp bijvoorbeeld een enkelvoud is, zoals hij, dan is de persoonsvorm dat ook: hij loopt. Is het onderwerp een meervoud, bijvoorbeeld wij, dan is de persoonsvorm dat ook: wij lopen.
Ik is de onderwerpsvorm van de eerste persoon enkelvoud. Die wordt gebruikt als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult. Mij (of me) is de voorwerpsvorm.
Het onderwerp van de zin drukt ofwel uit wie of wat iets doet of overkomt, ofwel wie of wat iets is. De rest van de zin zegt iets over het onderwerp. In de zin 'Dat boek is dik' bijvoorbeeld is dat boek het onderwerp: dat boek is iets, namelijk 'dik'.
Zowel wie is als wie zijn is correct. Als het vragend voornaamwoord wie onderwerp is, staat de persoonsvorm doorgaans in het enkelvoud, ook als het om meer dan één persoon of dier gaat. Als vaststaat dat het om meer personen gaat, is de meervoudsvorm ook mogelijk.
De correcte vervoeging is je/jij wordt.
Als het onderwerp je/jij achter de persoonsvorm staat, is de correcte vervoeging word je/jij.
We schrijven ervoor aan elkaar als het een voornaamwoordelijk bijwoord is. Dat is het geval als u de combinatie kunt vervangen door het oorspronkelijke voorzetsel en een naamwoord. Na ervoor kan ook een dat-zin of een beknopte bijzin volgen.
Het woord het dat vooruitwijst naar het onderwerp. Het onderwerp heeft dan de vorm van een bijzin: Het is heel waarschijnlijk dat hij morgen wel aanwezig is.
'Iets wat' en 'iets dat' zijn beide correct Nederlands. Welke vorm je kiest is in veel gevallen een kwestie van persoonlijke voorkeur. Sommige uitgeverijen bevelen 'iets wat' aan, omdat het woordje 'iets' onbepaaldheid uitdrukt. Daarbij past 'wat' beter dan 'dat'.
What is it? - I don't see anything. Wat is er? - iemand komt op bezoek. What is it? - There's a man coming to see me.
aan de hand - Frase 1. met behulp van ♢ Hij probeerde zijn verhaal aan de hand van enkele heldere voorbeelden te verduidelijken. 2. wat er gebeurd ♢ Was is hier aan de hand.
Als je het onderwerp van een zin wilt vinden, vraag je altijd: 'Wie of wat + persoonsvorm? ' Over de persoonsvorm kun je hier (link naar artikel over pv) meer informatie vinden.
Hoe ga je dan te werk? Vaak kun je het onderwerp al vinden zonder de tekst in zijn geheel te lezen . Je kunt kijken naar de titel, de eerste alinea, de tussenkopjes en de plaatjes. Meestal heb je dan al een goed beeld van waar de tekst over zal gaan en kun je dit in één of enkele woorden beschrijven.
Een samengestelde zin is een zin met 2 of meer persoonsvormen.
In een samengestelde zin zijn er meerdere persoonsvormen. Deze kun je vinden door de tijd van de zin te veranderen. Dus door bijvoorbeeld van de tegenwoordige tijd naar de verleden tijd of andersom te gaan.