Vertellers van de eerste persoon vertellen het verhaal met "ik" en "ik". Derde persoon alwetende vertellers vertellen het verhaal met "hij", "zij" en "zij", en kunnen de gedachten van elk personage benaderen.
Vertelvorm waarin het perspectief (point of view, focalisatie) ligt bij één of meer personages van de tekst over wie in de derde persoon wordt verteld. Bij de personale vertelvorm lijkt de verteller volledig afwezig te zijn.
De derde persoon enkelvoud brengt meer rust en een zekere distantie in een verhaal. Zo kan de schrijver in de derde persoon enkelvoud eenvoudig een cameraperspectief hanteren, bijvoorbeeld: 'Hij keek zonder gelaatsuitdrukking naar de jurk. Daarna glimlachte hij.
eerste persoon: de spreker. tweede persoon: de aangesprokene. derde persoon: noch de spreker, noch de aangesprokene, maar een derde.
De 1e persoon enkelvoud staat voor de persoon die praat: ik. (Ondersteun met een gebaar en wijs naar uzelf.) De 2e persoon enkelvoud staat voor de persoon tegen wie je praat: jij of u.
Bij een personaal vertelperspectief is de verteller onzichtbaar. Je hebt als lezer het idee dat het verhaal zichzelf vertelt, omdat het is geschreven in de derde persoon, dus vanuit het hij- of zij-perspectief. Lezers komen alleen te weten komt wat de hoofdpersoon ziet, hoort en denkt.
Bij externe focalisatie ziet de lezer alles van buitenaf en weten de personages in het verhaal wel meer dan de lezer. Deze laatste techniek wordt vooral veel gebruikt in de literatuur van de 20e eeuw; zo is in Of Mice and Men van John Steinbeck bijvoorbeeld uitsluitend sprake van externe focalisatie.
Bij een hij / zij perspectief ga je als verteller uit van het perspectief van één hij of zij - je vertelt dan het hele verhaal vanuit die ene persoon. Het hij / zij perspectief wordt ook wel het verhulde ik-perspectief genoemd.
In het personaal perspectief wordt gebruik gemaakt van de hij- en zij-vorm. Het verhaal wordt verteld in de derde persoon, maar volgt wel één persoon in het verhaal. Dit hij/zij-vertelperspectief wordt veel gebruikt in romans.
Leerlingen leren in de bovenbouw literaire begrippen als thema, symbolen, motieven, motto, personages, perspectief, vertelsituatie, ruimte en tijd te gebruiken bij het lezen en analyseren van literaire teksten.
Het personale perspectief is de meest gebruikte vertelvorm. Hierbij wordt de hoofdpersoon aangeduid met hij of zij en volgen we deze zonder zelf actief deel te nemen aan het verhaal. Deze vertelvorm lijkt het meest op een film: je ziet het personage, maar ziet de wereld niet vanuit zijn ogen.
Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen de auteur en de verteller. Deze zijn vaak namelijk niet hetzelfde. De auteur is degene die het verhaal geschreven heeft en de verteller is degene die het verhaal vertelt.
Een anonieme vertelinstantie, ook wel hij-verteller, derdepersoonsverteller of neutrale verteller genoemd. Een voorbeeld daarvan geeft 'Jan ging naar huis waar hij zijn ouders aantrof'. Zeldzamer is de jij- of gij-verteller, zoals in 'Ge ging uiteindelijk toch weer naar haar toe'.
Een ik-verteller is meestal een van de personen in het verhaal. Een ik-verteller kan dan alleen vertellen wat hij zelf denkt en voelt. De onzichtbare of verborgen verteller kan de lezer kennis laten maken met de gedachten en gevoelens van één persoon of van meer personen.
Term uit de verteltheorie of narratologie waarmee het punt van de focalisatie wordt aangeduid, d.w.z. het punt van waaruit het vertelde wordt waargenomen. De focalisator is degene die de blik van de lezer leidt naar het gefocaliseerd object.
Het gesloten einde: dit houdt in dat het hoofdprobleem is opgelost, de hoofdvraag is beantwoord. Dus de grote vraag / het grote avontuur dat speelde in het boek is tot een einde gekomen. Het open einde: dit houdt in dat het hoofdprobleem niet is opgelost, de hoofdvraag blijft open.
Bij het schrijven van een verhaal moet je kiezen vanuit welke persoon je jouw verhaal schrijft. Dit kan vanuit de eerste persoon (ik-vorm), de tweede persoon (jij-vorm), de derde persoon (hij/zij), meervoud (wij/zij) of een combinatie van verschillende personen.
De vorm hangt af van: de 'persoon': Als we over onszelf praten, gebruiken we de eerste persoon. Als je mensen aanspreekt, gebruik je de tweede persoon.
De vorm voor de derde persoon enkelvoud is bij die werkwoorden gelijk aan die voor de eerste persoon: hij kan, hij zal, hij mag, hij wil. Het werkwoord zijn heeft ook een uitzonderlijke derdepersoonsvorm: hij is.
Wat doet het met je dat je wordt aangesproken door iemand die in derde persoon praat of dat je tegen een volwassen iemand praat op die manier. Eigenlijk werkt dat met heel veel dingen zo, praat eens tegen een volwassen iemand zoals je tegen je kind praat.