Vaak laten die bovengrondse junimollen zich zonder enig verweer oppakken. Een mol eet vooral regenwormen en insecten. Bovengronds is het echter een pak moeilijker om eten te vinden. Mollen die zich zomaar laten oprapen zonder bijten, zijn doorgaans uitgeput.
Daar zitten ze in een vaste houding in een verticale gang wat dieper onder de grond. Vroeger hielden veenmollen hun winterslaap in vaak in de aardappelkuil. Bij oppakken steekt de veenmol niet; hij kan wel bijten of een bruin vocht afscheidende. Veenmollen zijn de laatste tientallen jaren in aantal achteruitgegaan.
Mollen zijn in principe niet gevaarlijk, maar kunnen met hun scherpe tanden flink bijten. Omdat mollen geen schone dieren zijn kan hun beet nare infecties veroorzaken. Gelukkig zijn er ongediertebestrijders die zich gespecialiseerd hebben in het opsporen en bestrijden van mollen.
Duw een verse molshoop direct weer de grond in. De gang vult zich met aarde en er kan weer gras groeien. Maak je tuin onaantrekkelijk voor mollen: ze graven liever niet langs wortels van verschillende soorten beplanting en bomen.
De slechtziende diertjes zijn niet alleen gevoelig voor geluid en trillingen, ze hebben ook een goed ontwikkeld neusorgaan. Mollen hebben een hekel aan sterke geur, bijvoorbeeld die van knoflook. Je kunt dus knoflookteentjes in de molsgang leggen om ze te verjagen.
Mollen doorlopen vaak op gezette tijdstippen en met tussenpozen van gemiddeld 5 uur door hun gangen op zoek naar voedsel. De momenten waarop hij actief is, is vroeg in de ochtend, rond het middaguur en aan het begin van de avond.
Onder de grond heeft de mol geen natuurlijke vijanden, alleen zijn eigen soortgenoten. Boven de grond wordt de mol bejaagd door onder andere uil, buizerd, blauwe reiger, ooievaar, wezel, hermelijn en vos.
Leefwijze. De mol leidt een solitair bestaan. Alleen in de paartijd vormen ze paartjes. Omdat hun territoria kunnen overlappen, communiceren mollen met elkaar door middel van geuren en geluiden.
Mollen zijn solitaire dieren, dat betekent dat ze meestal alleen leven. Ze zijn steeds afwisselend 3 à 4 uur wakker en gaan dan een paar uur rusten. Ook als ze wakker zijn, blijven ze bij voorkeur onder de grond. Daar graven ze hun tunnels en zoeken hun voedsel.
De mol komt voor in weilanden, bossen, bosranden, boomgaarden en tuinen. Het grootste deel van de tijd brengt hij door in zelf gegraven tunnels. Vochtige gebieden (met een hoge grondwaterstand) worden gemeden. In naaldbossen, moerassen en duinen komen nauwelijks mollen voor.
Mollen zijn het hele jaar actief. Ze graven de hele dag om naar voedsel te zoeken. Hun menu bestaat uit allerlei insecten, maar vooral regenwormen zijn favoriet. In warme seizoenen graven de wormen zich een weg naar de oppervlakte, maar de mollen zitten ze voortdurend op de hielen.
Een kleine tuin zal dus meestal maar plaats bieden aan één mol. Omdat die mol zijn eigen territorium heeft, is het verwijderen van je bodemgast vaak zinloos. Het enige wat je doet is een thuis aanbieden aan een nieuw exemplaar. En dan nog een thuis met een voorgegraven gangenstelsel.
Mollen leveren een belangrijke bijdrage aan het ecosysteem en de bodemvruchtbaarheid, door gangen te graven waardoor water en zuurstof tot diep in de aarde kunnen doordringen. Omdat ze larven eten die graswortels vernietigen, zijn ze (op de molshopen na) ook goed voor het gazon.
Verder kan een mol absoluut geen kwaad en zijn ze zelfs bijzonder nuttig.
Mollen kun je effectief vangen met een mollenklem. Dit zijn metalen klemmen met een sterke veer. Het is zeker geen diervriendelijke wijze van vangen want de mol zal het niet overleven maar eenmaal gevangen ben je wel van het probleem af.
Deze worden opgeslagen in de voorraadkamer in zijn gangenstelsel. De mol heeft haast geen tijd om te slapen. Twee tot drie uur, anders gaat hij van zijn stokje van de honger. Slapen doet hij in zijn huiskamer, ook wel ketel genoemd.
Een mol kan enkel heel slecht zien. Zijn ogen zijn zo klein als speldenknopjes en zijn vacht zit ervoor. In dezelfde vacht zitten ook zijn oren, die uitstekend ontwikkeld zijn. De mol vind zijn weg door zijn gangenstelsel vooral door zijn gevoelige snorharen en door zijn tastzenuwen op zijn neus en staart.
„Met zijn geweldige graafpoten kan hij roeien met een snelheid die zelfs een waterrat niet verbetert.” Mollen kunnen ook snel rennen, door gangen of over de grond. Volgens Langbroek kunnen mollen het beste zwemmen van alle zoogdieren. Respect voor de mol! Je ziet ze weinig, mollen.
Mollen graven gangen tot zo'n 120 centimeter diep, dit zijn de diepgelegen gangen. Deze gangen zijn ongeveer 5 centimeter breed. De mol graaft soms ook gangen die meer aan de oppervlakte liggen. De ondergrondse gangen zijn soms wel 200 meter lang.
Dag en nacht graaft een mol zich door de aarde om aan eten te komen. Dat doet het beestje met poten zo groot als kolenschoppen. Een winterslaap houdt hij niet. Hij is veel te druk met graven en eten.
Een mol heeft vele haren op zijn lichaam. Hierdoor lijkt hij heel zacht en aaibaar, maar eigenlijk zijn deze haren best stug omdat de haren niet één kant op groeien, zoals bij een kat, maar juist allemaal verschillende richtingen opgaan.
De andere zintuigen van de mol zijn juist extra goed ontwikkeld. Zijn reuk- en tastzintuigen zijn dusdanig ontwikkeld dat hij ondergronds goed uit de voeten kan. Hierdoor kan een mol met 7 km/u ondergronds graven en per uur graven ze gangen tot en met 15 meter lang.
Zodra de mollen uit uw tuin zijn verdreven, is het tijd om de molshopen te verwijderen. Dit doet u door de molshopen en gangen te vullen met aarde. Vervolgens dient u dit goed aan te stampen met bijvoorbeeld de achterkant van een schop.
Geuren waar mollen een hekel aan hebben.
Een goede manier om mollen te verjagen is dan ook om ui- en knoflooksnippers in de gangen te strooien. Ook een doek gedrenkt in ammonia of petroleum werkt. Het nadeel daaraan is dat deze hun geur vrij snel verliezen en je ze dus moet vervangen voor de mollen kunnen terugkomen.
Wel is het waar dat mollen geen oren hebben. Ze zijn ook niet doof, want ze kunnen heel erg goed horen met hun haartjes op hun hoofd en snuit. Mollen hebben een zeer goed ontwikkeld reukorgaan. Doordat mollen zo'n goed reukorgaan hebben kunnen ze vrijwel alles ruiken en lokaliseren.