Hogedrukgebieden bestaan meestal uit warme lucht. In de regel is de lucht vrij uniform en homogeen. De temperatuurdaling van hogedrukgebieden is met toenemende hoogte minder dan die van lagedrukgebieden.
Als het warm is, is er weinig luchtdruk. Dan spreken we van een lagedrukgebied. En als het koud is, is er juist veel luchtdruk en dus een hogedrukgebied. Koude lucht stroomt naar het lagedrukgebied, en zo krijg je wind.
Doordat de lucht meer waterdamp vast kan houden, vormen er geen losse waterdruppels en is de lucht in een hogedrukgebied dus helder en onbewolkt. Als er dan ook nog een zonnetje schijnt is het al gauw lekker weer!
Een lagedrukgebied, of depressie, is een gebied waar de luchtdruk laag is. Dit gaat vaak samen met koudere temperaturen, wind en regen. Lagedrukgebieden ontstaan vaak op de scheiding van warme en vochtige lucht in het zuiden en koudere en drogere lucht in het noorden.
Een hogedrukgebied heeft een hogere druk in de kern dan de gebieden eromheen. Bij een hogedrukgebied waait de wind van het systeem af. De draairichting is met de klok mee op het noordelijk halfrond en tegen de klok in op het zuidelijk halfrond. Een andere benaming voor een hogedrukgebied is anticycloon.
Een hogedrukgebied is een ronddraaiende massa van koude droge lucht.
In zo'n hogedrukgebied stroomt koude lucht van grote hoogte naar beneden. Dichter bij de aarde aangekomen, wordt de lucht warmer, zet uit, en kan dan méér waterdamp bevatten. De lucht in een hogedrukgebied is daardoor helder en onbewolkt.
Hoge druk laat de atmosfeer vallen naar het grondoppervlak, waardoor bewolking afneemt en heldere, droge weersomstandigheden ontstaan. Lage druk treedt op wanneer de grond warm is, waardoor de oppervlaktelucht wordt verwarmd en deze opstijgt. Naarmate de lucht uitzet koelt deze ook af.
Als de concentratie lucht ergens hoger is, weegt de dampkring van deze lucht meer en zal er hoge luchtdruk zijn. Wanneer er minder lucht op een bepaalde plek is en de concentratie dus lager is dan is er sprake van een lage luchtdruk. De luchtdruk is meetbaar door middel van een barometer.
Nederland heeft vandaag te maken met een extreem hoge luchtdruk. “Op dit moment is de luchtdruk rond De Bilt 1048.16 hPa,” vertelt meteoroloog Helga van Leur aan Scientias.nl. “Dat is erg hoog.” Het record uit 1932 is daarmee nét niet verbroken. Destijds maten meteorologen een luchtdruk van 1050 hPa.
In een hogedrukgebied beweegt de lucht dan ook van boven naar beneden. Onderweg warmt de lucht op en kan daardoor meer waterdamp bevatten. Dat betekent minder bewolking en minder neerslag. In een lagedrukgebied werkt dat uiteraard precies andersom.
Tegenwoordig is de gemiddelde temperatuur op aarde ongeveer 15 graden Celsius. Tijdens het Eoceen was het eerder in de buurt van de 21 graden, en zag de wereld er heel anders uit. Op de polen lag geen ijs en de tropische oceanen sudderden op sauna-achtige temperaturen van zo'n 35 graden Celsius.
Warme lucht kan veel vocht vasthouden, en daarom is het ook vaak vochtig rondom een lagedrukgebied. Zodra de warme, vochtige lucht zijn hoogste punt bereikt begint deze lucht af te koelen. Koude lucht kan geen vocht vasthouden en daardoor laat de lucht al het water los. Het begint te regenen.
Over de gehele aarde bedraagt de luchtdruk gemiddeld 1013 hPa, in Nederland is dit iets hoger met 1015,5 hPa.
Algemene luchtgesteldheid boven Europa. Een hogedrukzone met kern tussen Schotland en IJsland blijft de volgende dagen noordoostelijke lucht naar de Benelux aanvoeren met droog en overwegend zonnig weer als gevolg.
Aan de evenaar is het warmer dan aan de polen, want daar staan de stralen van de zon loodrecht op de aarde. Daar stijgt warme lucht de atmosfeer in. Hoog boven het aardoppervlak bevindt zich in de tropopauze (op zo'n 18 km hoogte) een hogedrukgebied.
In de meeste barometers zit een luchtledig doosje. Afhankelijk van de drukverandering drukt deze meer of minder in. Die beweging wordt overgebracht op een wijzerplaat waarna de luchtdruk kan worden afgelezen. In de weerberichten wordt de luchtdruk opgegeven in hectopascal (hPa).
Sommige mensen kunnen last hebben van de hoge luchtdruk. "Zij kunnen bijvoorbeeld hoofdpijn krijgen", zegt de weerman. Verreweg de meeste mensen merken er echter niets van. Tenzij je een pannetje water op het vuur zet.
Je lichaam kan verbazend goed tegen hoge druk, maar er is wel een probleem: je longen, mond- neus- keel- en oorholte moeten dezelfde druk aannemen als het water. Je moet dus op 30 m diepte lucht inademen met een druk van 4 bar.
De Alpen hebben grote invloed op het klimaat van Italië omdat ze werken als schild tegen storingen en koude winden uit het noorden. Wanneer die luchtstromingen toch over de Alpen komen, ontstaat soms een krachtige, warme en zeer droge wind die vergelijkbaar is met de Föhn aan de noordkant van de Alpen.
De luchtdruk verandert ieder moment, net als het weer. Het weer wordt mede bepaald door de plaats van de hoge- en lagedrukgebieden. Een hoge luchtdruk betekent vaak dat het zonnig weer wordt zonder regen. Dat komt omdat bij een hogedrukgebied de druk van de lucht hoger is vergeleken met de omgeving.
Op het noordelijk halfrond draait de wind tegen de wijzers van de klok in rond een lagedrukgebied, rond een hogedrukgebied juist met de wijzers van de klok mee. Op het zuidelijk halfrond is dit precies andersom. In het centrum van een lagedrukgebied stijgt de lucht op, in een hogedrukgebied daalt de lucht juist.
Wolken ontstaan doordat de zon het aardoppervlak opwarmt. Water verdampt en stijgt naar boven. Door de lagere temperaturen hoger in de atmosfeer condenseert de waterdamp en ontstaat er een wolk. Wolken bestaan uit microscopisch kleine waterdruppeltjes of ijskristallen.
Hoe groter de drukverschillen over een bepaalde afstand, hoe harder de wind. Als een depressie ons land nadert, gaat de luchtdruk omlaag en trekt de wind geleidelijk aan. Vaak valt er dan ook neerslag. Ten noorden en oosten van de depressie kan dat 's winters sneeuw zijn en kan ijzel optreden.
Een hoge druk van bijvoorbeeld 1030 of 1040 hectoPascal (hPa) betekent lang niet altijd zonnig weer. Het kan dan ook mistig zijn of regenen.