Als daar een -t achter komt, dan moet je die ook toevoegen bij het werkwoord dat op een -d eindigt! Jij antwoord (?) op de vraag. Jij antwoordt op de vraag.
Is het 'de antwoord' of 'het antwoord'?
Het is 'het antwoord', want antwoord is onzijdig. Als je het aanwijst is het 'dat antwoord'.
Werkwoord "antwoorden" - Nederlandse werkwoorden - bab.la werkwoordenvervoeger.
Je wilt en je wil zijn allebei correct.
In Nederland wordt je wil informeler gevonden dan je wilt. In België wordt het gebruik van je wil niet als informeler beschouwd. Vergelijkbare werkwoorden zijn kunnen en zullen: je kunt / je kan, je zult / je zal.
Het werkwoord willen geven we in de derde persoon enkelvoud geen -t: hij wil, wil hij. De vorm hij wilt* (of wilt hij*) is niet correct.
antwoordt - Werkwoord 1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van antwoorden ♢ Jij antwoordt 2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van antwoorden ♢ Hij antwoordt 3.
Wanneer gebruik je 't kofschip? Je kind gebruikt 't Kofschip om te bepalen of het voltooid deelwoord of de persoonsvorm verleden tijd van een zwak werkwoord op een d of t eindigt. Dit ezelsbruggetje biedt overigens alleen uitkomst bij zwakke werkwoorden en kan niet gebruikt worden voor sterke werkwoorden.
Als daar een -t achter komt, dan moet je die ook toevoegen bij het werkwoord dat op een -d eindigt! Jij antwoord (?) op de vraag. Jij antwoordt op de vraag.
Let op: De ik-vorm is niet altijd hetzelfde als de stam. Bepaal daarom altijd de stam van het werkwoord door -en van het hele werkwoord af te halen.
De stam van een werkwoord is de vorm die we horen als we de infinitief uitspreken en daarbij de uitgang -en (soms -n) weglaten. Als we de stam schrijven, passen we waar nodig de regels toe voor enkele of dubbele klinker (dromen - ik droom) en enkele of dubbele medeklinker (hakken - ik hak).
Het goede antwoord is het antwoord dat bij de scoring goed gerekend wordt. Bij meerkeuzevragen is dit: ofwel het goede antwoord naast een of meer foute antwoorden, ofwel: het beste antwoord naast een of meer minder goede antwoorden.
antwoord - Zelfstandignaamwoord 1. de reactie op een vraag, van repliek voorzien (mondeling of schriftelijk) ♢ Op die vraag moet ik het antwoord schuldig blijven. 2. reactie, van repliek voorzien ♢ Op die zet had ik geen antwoord.
Wilt u dit absoluut niet, blijf dan vooral kalm en vriendelijk en zeg gewoon eerlijk dat u deze vraag niet wilt beantwoorden. Of vraag de werkgever waarom hij dit wilt weten. Vragen die u bijvoorbeeld zou kunnen stellen: Deze vraag had ik niet aan zien komen.
Vervoeging: ik zeg, jij zegt, wij zeggen. ik zei, jij zei, hij zei, wij zeiden. ik heb gezegd.
Er is ook een trucje om te achterhalen of u aan het eind van het voltooid deelwoord -t of -d moet schrijven. U kunt daarvoor vergelijken met de verledentijdsvorm. Als die op -de(n) eindigt, krijgt ook het voltooid deelwoord een -d. Als de verledentijdsvorm op -te(n) eindigt, krijgt ook het voltooid deelwoord een -t.
Het moet zijn in de vorm: Heb jij dit gezegd/gezegt.
De correcte vervoeging is je/jij wordt.
Als het onderwerp je/jij achter de persoonsvorm staat, is de correcte vervoeging word je/jij. Bij combinaties met je is het niet altijd even duidelijk of je het onderwerp van de zin is. Als u daaraan twijfelt, kunt u je proberen te vervangen door jij of jou(w).
De correcte vervoeging is je/jij vindt.
Als het onderwerp je/jij achter de persoonsvorm staat, is de correcte vervoeging vind je/jij.
Je kunt en je kan zijn allebei correct.
In Nederland wordt je kan informeler gevonden dan je kunt. In België wordt het gebruik van je kan niet als informeler beschouwd. Vergelijkbare werkwoorden zijn willen en zullen: je wilt / je wil, je zult / je zal.
Ik hou en ik houd zijn allebei correct. Zowel in gesproken als in geschreven taal is ik hou de gewone vorm. De vorm met -d komt vooral voor in formelere geschreven taal. Zij is de vrouw van wie ik hou / ik houd.
Je zult en je zal zijn allebei correct. De vorm zul(t) is de neutrale vorm in het hele taalgebied: je zult, jij zult, zul je, zul jij. In België is ook de vorm zal neutraal; in Nederland wordt die als informeler beschouwd: je zal, jij zal, zal je, zal jij.