Een zin mag beginnen met maar. Zinnen die beginnen met maar zijn iets informeler. Voor zakelijke teksten zijn ze meestal wat minder geschikt. Het nevenschikkende voegwoord maar verbindt gewoonlijk een hoofdzin met een voorafgaande hoofdzin.
Het is een handig bruggetje tussen twee zinnen, alleen moet het dan wel juist gebruikt worden. Met 'maar' wordt een soort tegenstelling bedoeld: 'Je zegt dat nou wel, maar ik weet niet of het wel zo is'. Of 'Je bedoelt het goed, maar ik doe het toch anders'. In veel gevallen ontkracht het woordje 'maar' het voorgaande.
Tik geen komma na een korte hoofdzin of na een 'gewoon' eerste zinsdeel. Zet wél een komma bij zinnen die beginnen met voegwoorden als maar, omdat, want, hoewel en als de zin begint met een bijzin.
Een zin mag beginnen met omdat. Zinnen die beginnen met omdat zijn iets informeler. Voor zakelijke teksten zijn ze meestal wat minder geschikt. Het onderschikkend voegwoord omdat verbindt een hoofdzin met een ondergeschikte bijzin van reden of oorzaak.
Het voegwoord maar kan alleen vooraan in een (bij)zin staan. Er komt geen komma achter: We vroegen om aardbeienijs, maar kregen kersenijs. Ik wil best met de trein naar Italië, maar dat kost te veel.
De 'ja, maar … ' wordt vaak gebruikt om op een indirecte manier nee te zeggen. Zinnen met 'ja, maar…' hebben een ontkennend en ontmoedigend effect. Wanneer iemand telkens 'ja, maar …' zegt, ervaar je dat diegene niet echt openstaat voor jouw inbreng.
Maar (2) is een nevenschikkend voegwoord en verbindt twee hoofdzinnen tot één samengestelde zin. Er zijn trouwens taaladviseurs die vinden dat je geen nieuwe zin mag beginnen met maar en dat er dus een komma voor moet.
Een zin mag beginnen met maar. Zinnen die beginnen met maar zijn iets informeler. Voor zakelijke teksten zijn ze meestal wat minder geschikt. Het nevenschikkende voegwoord maar verbindt gewoonlijk een hoofdzin met een voorafgaande hoofdzin.
De gebruikelijke woordvolgorde in een Nederlandse zin is: onderwerp + persoonsvorm + rest van de zin. Je hoeft niet altijd met het onderwerp te beginnen. Soms begin je met het werkwoord of met een ander deel van de zin.
Echter is een voegwoord dat een tegenstelling aangeeft, net als het meer gebruikelijke “maar”. Je legt hiermee meer nadruk op de beperking die wordt opgelegd aan het andere deel van de zin. Aangezien het woord formeler klinkt dan “maar”, wordt “echter” meestal in geschreven taal gebruikt.
Alleen als de hoofdzin en de bijzin lang zijn, is het mogelijk (maar niet noodzakelijk) om een komma te gebruiken.
Een bijzin in een bijzin hoort tussen twee komma's. Een beknopte bijzin hoort ook tussen twee komma's. Als de zin erg lang is komt tussen een beknopte bijzin en een hoofdzin een komma. Dit is ook het geval als het werkwoord uit de bijzin naast de persoonsvorm van de hoofdzin komt te staan.
Het nevenschikkende voegwoord maar verbindt gewoonlijk een hoofdzin met een voorafgaande hoofdzin. De twee zinnen kunnen dan één samengestelde zin vormen, maar dat hoeft niet.
Tegenstelling. Signaalwoorden: maar, echter, toch, niettemin, desondanks, daarentegen, enerzijds, hoewel, ofschoon, integendeel.
Voegwoorden zijn woorden die zinnen of (groepen) woorden 'aan elkaar voegen'. Voorbeelden van voegwoorden zijn omdat, en, als en maar.
De plaats van niet in de zin is afhankelijk van het woord of het zinsdeel dat wordt ontkend. In de meeste zinnen staat niet vlak voor het woord of het zinsdeel dat wordt ontkend. -Bij een zinsdeel dat met een prepositie begint, staat niet vóór deze prepositie. Ik woon niet in Amsterdam.
Vaak je geef je meer context in een zin door bijvoorbeeld te benoemen wanneer, waar of hoe iets gebeurt. Daar is een vaste volgorde voor: TIJD – MANIER – PLAATS.
Hij is de onderwerpsvorm van de derde persoon enkelvoud. Die wordt gebruikt als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult. Hem is de voorwerpsvorm. Die vorm wordt bijvoorbeeld gebruikt als het voornaamwoord de functie van lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp vervult of na een voorzetsel staat.
Volgens een ongeschreven regel mogen zinnen niet met een voegwoord beginnen. Voegwoorden verbinden gewoonlijk een hoofdzin met een voorafgaande hoofdzin. Deze zinnen dienen dan idealiter een samengestelde zin te vormen, met een komma er tussen.
Een gemiddelde van 15 tot 20 woorden per zin is vaak prima. Als de opbouw van de zinnen duidelijk is en de woorden begrijpelijk zijn, zijn ook zinnen tot 25 woorden voor veel mensen nog goed te begrijpen.
Iets is een samentrekking als een deel van een woord, een woord of meerdere woorden worden weggelaten in een zin. Bij een woordafbreking wordt een streepje neergezet zodat je weet waar iets is weggelaten.
Iemand die een voorbeeldfunctie vervult, laat zijn of haar gedragingen aansluiten bij de gewenste cultuur en toont daarmee respect voor de gemaakte afspraken. De persoon is bewust van zijn of haar gedrag en beseft hoe dit op anderen overkomt of hoe het hen beïnvloedt, zowel bewust als onbewust.
Echter staat meestal in het midden van de zin, na de persoonsvorm. (1a) Hartelijk dank voor uw reactie. Wij kunnen echter niet garanderen dat ze ook gepubliceerd zal worden. (2a) Vijf zonsverduisteringen in een jaar is mogelijk.