Je kunt op basis van de uitslag op een IQ-test zien of bij ie- mand sprake is van dyslexie. Het klopt dat mensen met dyslexie op sommige taken bij een IQ-test als groep minder goed presteren. Dit geldt vooral voor taken die ook een beroep doen op klankverwerking, zoals cij- ferreeksen en substitutie.
Hierbij wordt, voor de diagnose dyslexie, de ondergrens van een totaal IQ van 70 gehanteerd. Onder deze grens kunnen we niet meer van dyslexie spreken, maar kunnen de achterstanden op leergebied verklaard worden door de lage verstandelijke vermogens.
Kan dyslexie worden vastgesteld bij hoogbegaafde leerlingen? Het antwoord hierop is ja. Het is opvallend dat er zo veel vragen zijn over het vaststellen van dyslexie bij hoogbegaafde kinderen.
Mensen met dyslexie hebben vaak een sterk ontwikkeld visueel geheugen. Dit helpt om innovatief en creatief te denken. Ook leggen ze sneller verbanden en leren ze om zichzelf op een andere manier uit te drukken dan met taal.
Kinderen die zowel hoogbegaafd als dyslectisch zijn, zijn vaak te herkennen aan de volgende signalen: Veel spellingsfouten. Wel goed mondeling taalgebruik, maar schriftelijk wel problemen. Negatief beïnvloede prestaties (verveling, faalangst, enz.)
Dyslexie gaat nooit over. Je kunt wel leren om er minder last van te hebben. Daarnaast kan het veel oefenen helpen om steeds iets beter te worden in het lezen en spellen. Niet ieder kind met dyslexie heeft veel moeite met zowel het lezen als de spelling.
Directe signalen
Voorbeelden daarvan zijn achterblijvende conceptuele vaardigheden, zoals kunnen lezen, schrijven en rekenen, achterblijvende sociale vaardigheden zoals communicatieve vaardigheden en het oplossen van sociale problemen en achterblijvende praktische vaardigheden.
Dyslexie is een onzichtbare handicap. Wanneer iemand dyslectisch is betekent dit dat diegene 'hardnekkige problemen bij de automatisering van het lezen en/of de spelling heeft'. Ook als ze extra hulp krijgen hebben dyslectici moeite met het foutloos en vlot leren lezen en/of spellen.
Dyslexie is een leerstoornis die van blijvende aard is. Toch hoeft het geen grote beperking te vormen voor het dagelijks functioneren en de verdere loopbaan van jouw kind.
Iemand met dyslexie heet een dyslecticus of dyslectica, meervoud respectievelijk dyslectici en dyslecticae, maar wordt geslachtsneutraal meestal 'dyslect' (meervoud 'dyslecten') genoemd.
Bij een IQ-score tussen de 90 en 109 heb je een gemiddelde intelligentie, tussen de 110 en 119 een bovengemiddelde intelligentie. Met een IQ tussen de 120 en 129 word je begaafd genoemd en vanaf 130 dus hoogbegaafd.
In de eerste drie leerjaren van havo en vwo zijn zowel Frans als Duits verplicht. Er kan geen ontheffing worden verleend aan leerlingen met dyslexie (artikel 2.3), maar een aangepast programma is wel mogelijk voor Frans en/of Duits, die wordt ook wel gedeeltelijke dispensatie genoemd (zie hieronder).
Het IQ van kinderen met het syndroom van Down ligt meestal tussen de 35 en 80. Een klein deel van de kinderen, vooral kinderen met mocaïsisme voor syndroom van Down hebben een hoger IQ. Het werkgeheugen van kinderen met het syndroom van Down is beperkter dan dat van kinderen zonder het syndroom van Down.
Een IQ tussen de 50 en zeventig duidt op een lvb, een IQ tussen de 70 en 85 duidt op zwakbegaafdheid. Maar, zo stelt het Netwerk Gewoon Meedoen, een IQ-test is geen 'robuust gegeven'.
lager dan 80 LWOO of praktijkonderwijs 80 t/m 90 vmbo bbl of vmbo bbl/kbl 90 t/m 100 vmbo kbl of vmbo kbl/tl 100 t/m 105 vmbo-tl of vmbo-tl/havo 105 t/m 110 vmbo tl/havo 110 t/m 115 havo vanaf 115 havo/vwo vanaf 130 vwo (gymnasium, TTO etc.)
De rol van het geheugen werd onderzocht bij leesproblemen. Uit de resultaten blijkt dat volwassenen met dyslexie vooral problemen ervaren met het kort onthouden en met het aanleren van de volgorde van de elementen in een reeks.
Dyslexie is een psychisch probleem. Artikel 2.3 van de Jeugdwet beperkt de voorzieningenplicht niet tot problemen vanwege EED en sluit andere vormen van dyslexie ook niet uit. In artikel 1.1 van de Jeugdwet wordt een definitiebepaling van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen gegeven.
Dyslexie heeft niet alleen gevolgen voor het leren van de talen, maar ook voor de vakken waar veel lezen bij te pas komt. Leerlingen met dyslexie moeten daar, in vergelijking met hun klasgenoten met eenzelfde intelligentie, onevenredig veel energie insteken.
Dyslexie is voor een deel erfelijk. Dat wil zeggen dat de kans groter is dat een kind dyslexie heeft als één van de ouders dyslexie heeft. Kinderen van wie één van de ouders dyslexie heeft, hebben ongeveer een vier keer grotere kans om dyslexie te ontwikkelen dan kinderen van wie de ouders geen dyslexie hebben.
extra examentijd krijgen; gebruikmaken van hulpmiddelen zoals een daisyspeler of een computer met spellingcontrole; extra begeleiding krijgen bij lezen, spelling of taal. Dit gebeurt vaak in samenwerking met een onderwijsbegeleidingsdienst of een remedial teacher.
visuele dyslexie: veroorzaakt moeite met het lezen en begrijpen van teksten. auditieve dyslexie: veroorzaakt moeite met het interpreteren en het begrijpen van geluid. attentionele dyslexie: veroorzaakt moeite met het lezen van woorden in zinsverband, doordat er te veel woorden en letters zichtbaar zijn.
Van de bevolking heeft 2,5 procent een IQ van boven de 130 (ter vergelijking: het gemiddelde IQ van een havo-leerling bedraagt 103.8, voor een vwo-leerling 115).
Onderzoekers van het University College London ontdekten in 2011 bijvoorbeeld dat het IQ van jongeren in enkele jaren tot maar liefst 20 punten kon stijgen of dalen. Zaken die helpen om je hersenen en je intelligentie te ontwikkelen zijn gezond en genoeg voedsel, en goed onderwijs.
Hoe hoog moet je IQ zijn voor de universiteit? In academische kringen kan nog wel eens worden neergekeken op mensen met een IQ beneden de 117. Echter, de gemiddelde score binnen een bevolking is 100, dus iedereen met een score boven de 100 is officieel al 'begaafd'.