Beide vervoegingen zijn mogelijk, maar ze zijn niet in alle gevallen door elkaar te gebruiken. Als vergeten betekent 'niet bij zich hebben' of 'er niet aan gedacht hebben om iets te doen', is zowel hebben als zijn correct. Als het betekent 'zich niet meer herinneren', is alleen de vervoeging met zijn correct.
Is het 'Ik heb iets vergeten' of 'Ik ben iets vergeten'? De zinnen Ik heb iets vergeten en Ik ben iets vergeten zijn beide correct. Het hangt van de betekenis af welk werkwoord u gebruikt. Hebben wordt doorgaans gebruikt bij een activiteit of gebeurtenis, en zijn bij een situatie of een verandering.
In het Standaardnederlands is alleen iets nodig hebben correct. Iets is dan het lijdend voorwerp bij nodig hebben: Ik heb een schroevendraaier nodig.
Dit subtiele betekenisverschil tussen een voltooide tijd met hebben en zijn is veel beter zichtbaar bij werkwoorden die een beweging uitdrukken, zoals lopen: Ik heb door het bos gelopen. (nadruk op de handeling: het lopen) Ik ben door het bos gelopen.
In het eerste geval heb je het bedoelde ergens laten liggen of heb je verzuimd het te doen of mee te brengen. Als je iets vergeten bent, dan weet je het niet meer: Ik heb mijn telefoon vergeten.
Gewoonlijk wordt het werkwoord verliezen met hebben vervoegd: Ik heb mijn paspoort verloren. Dat is zeker het geval wanneer de nadruk ligt op de gebeurtenis, het moment van verliezen. Vervoeging met zijn staat dan vreemd. Een zin als Ik ben gisteren mijn paspoort verloren is niet voor iedereen acceptabel.
Begonnen zijn
Dat werkwoord wordt tegenwoordig altijd met zijn gecombineerd in de voltooide tijd, ook als er een lijdend voorwerp in de zin staat: De politie is een onderzoek begonnen. (een onderzoek is lijdend voorwerp; 'De politie heeft een onderzoek begonnen' is verouderd) Ik ben een leesclub begonnen.
De verleden tijd van klimmen is 'klom'. Het voltooid deelwoord is 'is geklommen'.
Onovergankelijke werkwoorden worden in de bedrijvende vorm met hebben, soms met zijn vervoegd: ik heb gewerkt, ik ben gekomen. Men kan inderdaad zeggen: wij hebben gewandeld en wij zijn gewandeld.
Beide vormen zijn juist, maar in de meeste contexten is hebben het best.
<woord dat een bepaalde vordering aanduidt>
`Hoever zijn jullie de eerste dag gekomen?`, `Hoever ben jij in het boek?
Volgens Van Dale wel. Zowel de Dikke Van Dale ('t is kwijt) als het woordenboek Hedendaags Nederlands (mijn sleutels zijn kwijt) vermeldt vergelijkbare zinnen, waarin kwijt 'zoek' of 'weg' betekent. Er staat geen label (volkstaal, informeel) bij, dus het is standaardtaal.
Welke persoonsvorm is juist in de zin 'Ik, die hier al de hele dag ben/is, ga nu naar huis'? Juist is 'Ik, die hier al de hele dag ben'. Bijvoorbeeld: 'Ik, die hier al de hele dag ben, ga nu naar huis. '
Het mag allebei. Uitleg: Het persoonlijk voornaamwoord 'u' drukte oorspronkelijk een derde persoon uit: 'u heeft'. Maar tegenwoordig wordt 'u' veelal als tweede persoon enkelvoud aangevoeld (net als 'jij') en dan is het 'u hebt'.
Het is allebei mogelijk. In de zin 'De politie is/heeft een onderzoek gestart' staat een lijdend voorwerp: een onderzoek. Meestal is in zinnen met een lijdend voorwerp alleen hebben mogelijk als hulpwerkwoord van de voltooide tijd. Maar bij starten is ook het hulpwerkwoord zijn mogelijk.
Het meervoud van bekende is 'bekenden'.
Voorbeeld: eten - at - gegeten; kopen - kocht - gekocht.
De kofschipregel is geen spellingregel, maar een ezelsbruggetje. Hij wordt gebruikt om de spelling te bepalen van voltooide deelwoorden zoals gebruikt en gebeurd. Je zou een voltooid deelwoord met een t moeten spellen als deze klank voorafgegaan wordt door een van de medeklinkers uit 't kofschip.
Bij overgankelijk gebruik worden deze werkwoorden met hebben vervoegd, bij onovergankelijk gebruik met zijn. Als de handeling zelf centraal staat, dan worden deze werkwoorden met hebben vervoegd. Als de verandering van plaats of de richting (met het te bereiken doel) centraal staat, dan worden ze met zijn vervoegd.
De Taalunie schrijft: 'Als de handeling zelf centraal staat, worden deze werkwoorden met hebben vervoegd. Als de verandering van plaats of de richting centraal staat, worden ze met zijn vervoegd.