De N-stand heeft bij auto's met automatische transmissie dezelfde functie als bij handmatige versnellingsbakken. Je gebruikt hem dus nooit wanneer je onderweg bent, maar alleen als je ergens stilstaat en je de motor wil laten draaien – bijvoorbeeld tijdens een file.
parkeerstand (P = Park), achteruit (R = Reverse), in zijn vrij (N = Neutral) en rijden (D = Drive). Deze functies zijn in alle automaten hetzelfde, al kan de bedieningshendel op verschillende plekken zitten, aan het stuur of op de plek van de versnellingspook.
Stand 1, 2 of 3 (in sommige gevallen aangegeven als L voor low) - (Optioneel) Soms krijg je bij het automaat rijden te maken met stand 1, 2 of 3. Dit zijn je lage versnellingen. Dat kan handig zijn wanneer je een zware lading moet trekken (zet hem dan in 1) of wanneer het erg glad is op de weg (dan gebruik je stand 2).
Je kunt met een automaat ook remmen op de motor. Daarvoor zet je de pook in 1, 2 of 3. Dit is vooral handig wanneer je bijvoorbeeld bergaf rijdt en je remmen wilt sparen. Met 1 rem je het hardst af, met 2 behoud je je snelheid iets meer en met 3 blijf je het snelst rijden.
Zo is er de "L"-stand, met de nummers 1 of 2. Dit staat voor “low” en beperkt de aandrijving tot de eerste, of de eerste en tweede, versnelling. “S” staat voor sport. In deze stand schakelt het automatische systeem sneller omlaag en later omhoog.
Antwoord van Jos. U vraagt of het technisch kwaad kan om éérst de koppeling in te trappen en pas daarna te gaan remmen. Voor motor, koppeling of remmen is dat technisch géén probleem maar niet zoals we het bij onze rijopleiding geleerd hebben.
Laat het gaspedaal los, druk de rempedaal zachtjes in, ontkoppel en schakel terug naar een lagere versnelling: van vijfde naar vierde bij 80 km/u, van vierde naar derde bij 60 km/u, van 3de naar tweede bij 40 km/u en van twee naar eerste als je minder dan 20 km/u rijdt.
Bijna alle verkeerslichten werken hetzelfde
In het wegdek zitten detectielussen die ervoor zorgen dat de regelautomaat signalen doorkrijgt. Deze lussen zijn gemaakt van koperdraad. Als het ijzer aan de onderkant van de auto in contact komt met een detectielus, weet de regelautomaat dat er een auto staat te wachten.
De 'P'-stand (voor 'Parkeren') is handig om de auto op zijn plaats te houden wanneer deze geparkeerd staat. Aan de andere kant, wanneer je aan het rijden bent, moet je de 'P' -modus niet inschakelen. Dit de versnellingsbak zou blokkeren en daarom zou beschadigen.
Wel is het van belang dat het onderhoud aan de automatische versnellingsbak, zoals het verversen van de olie, volgens voorschrift is uitgevoerd. Let bij een proefrit ook op het schakelgedrag. Een automaat hoort niet te bokken tijdens het schakelen en er mogen geen geluiden uit de transmissie komen.
Het gebrek aan koeling en smering kan al na een klein eindje slepen voor onherstelbare schade aan de tandwielen zorgen.” De kans bestaat dat de bak dan niet meteen vast slaat, maar dat allerlei contactoppervlakken in de bak wel beschadigd raken. Daar kom je dan vaak een tijdje later achter.
Met een automaat heb je geen last meer van de hellingproef. Als je de rem loslaat begint de auto namelijk vanzelf te rijden. Geen gedoe meer met achteruit rollen, snel schakelen en gas geven dus.
Met een automaat op vakantie
Rijd je met een automaat over bergpassen? Zet hem dan in zijn 1 of 2, dat zijn aparte bergversnellingen. Als je dit niet doet, dus de auto dus in zijn D (=Drive) laat staan, schakelt hij te snel op bij het oprijden van de berg en remt hij niet af op de motor bij het afdalen van een berg.
De conclusie is: een versnelling overslaan is geen enkel probleem, als je de juiste mechanische sympathie toepast. Heb respect voor de mechanische delen en hun werking en je kunt gerust van z'n twee naar z'n vier en andersom.
Veel mensen schakelen bij het afremmen zelfs gedachteloos van de vierde naar de tweede versnelling, zonder de derde te gebruiken. Omgekeerd gaan sommigen van de derde naar de vijfde versnelling als ze meer snelheid willen maken. Maar dat overslaan van versnellingen levert de nodige risico's op.
Wanneer Terugschakelen naar 1? Het kan verwarrend zijn om te weten wanneer u precies moet terugschakelen naar de 1e versnelling. De regel is simpel: als uw snelheid onder de 10 km/u komt, is het tijd om naar de 1e versnelling te schakelen.
Schakel daarom altijd naar de hoogst mogelijke versnelling. Let er wel op dat té vroeg schakelen de motor kan vervuilen of zelfs beschadigen. Schakel daarom altijd vanaf 2.000 toeren door naar de volgende versnelling.
Deze onschuldig lijkende handeling kan extra slijtage aan de versnellingsbak veroorzaken. Door je hand er op te houden, kan de schakelvork van de bak namelijk tegen draaiende delen van de bak - zoals de zogeheten synchromeshringen - drukken, met extra slijtage tot gevolg.
Het is verstandig om zo min mogelijk met ingetrapte koppeling te rijden. Niet alleen omdat dit leidt tot slijtage aan je koppeling, maar ook omdat het gevaarlijk kan zijn, zeker in de bochten. Als je remt met ingetrapte koppeling, dan rem je ontkoppeld. Dat kost energie en dus ook brandstof.
Rijd je automaat? Kies dan, zowel bergop als bergaf voor handmatige bediening en schakel tijdig terug. Zo kan de motor wat meer toeren maken en kan er ook bij afdalen afgeremd worden op de motor.
Re: remmen
Een automaat heeft naast de R (achteruit) en de D (drive) meestal ook 2 of 3 versnellingen welke je kan inschakelen als het bergaf gaat. Welke versnelling je moet kiezen om voldoende af te remmen hangt dus van de hellingsgraad af, maar dat heb je echt snel door.
R voor reverse - Zet de automaatbak in stand R als u achteruit wilt rijden.