De meest gebruikte manier is afronden op 1 decimaal. Dat betekent afronden op 1 cijfer achter de komma. Het getal 10,67 wordt dan 10,7. In plaats van twee decimalen, is er na het afronden nog maar één.
Je kunt getallen op verschillende manieren afronden. Voorbeelden zijn een heel getal, op 1 decimaal of twee getallen achter de komma. Bij een heel getal komt er geen kommagetal. 1 decimaal is op 1 getal achter de komma, bij twee logischerwijs maar twee getallen.
Je moet 1,46 afronden op 1 decimaal, dus of je naar boven of beneden afrond hangt af van het tweede decimaal. Als dit een 4 of lager is, dan rond je naar beneden af. Is het een 5 of hoger, dan rond je naar boven af. Het tweede decimaal is hier een 6 en dus rond je naar boven af.
Afronden op hoeveel decimalen
5,27439 is afgerond op 3 cijfers achter de komma: 5,274. 5,27439 is afgerond op 4 cijfers achter de komma: 5,2744 (naar boven afgerond)
Je wilt 3/5 als decimaal getal (kommagetal) schrijven. Dat kan op twee manieren: 3/5 = 6/10 = 0,6 . Met de rekenmachine: levert meteen 0,6 op.
⁄4 is een veelvoorkomende breuk, die gelijk is aan het kommagetal 0,25.
De som van het aantal cijfers achter de komma is het totaal aantal cijfers achter de komma van de getallen die je vermenigvuldigt. Bijvoorbeeld de uitkomst van 3,12 · 0,4 krijgt 3 getallen achter de komma. Want 3,12 heeft 2 getallen achter de komma en 0,4 heeft 1 getal achter de komma.
Met behulp van een knop: Selecteer de cellen die u wilt opmaken. Klik op het tabblad Start op Decimaal verhogen of Decimaal verlagen om na het decimaalteken meer of minder cijfers weer te geven.
Getallen in het decimale stelsel worden genoteerd met behulp van de tien cijfers: 0, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9.
De cijfers achter de komma noem je decimalen. 7,21 is een getal met 2 cijfers achter de komma, dit is dus een getal met 2 decimalen. De getallen achter de komma hebben ook een waarde. Het getal 2,1 is hetzelfde als 2,10 en 2,100 enz.
Bij het afronden met procenten is het aan te raden om af te ronden op 2 decimalen, omdat dit iets nauwkeuriger is.
Misschien is het handig dat je voorbeelden ziet. 1,3 bestaat uit één decimaal, er is namelijk één cijfer achter de komma, de 3 (tienden). 2,36 bestaat uit 2 decimalen namelijk de 3 (tienden) en de 6 (hondersten). -42567,00006 bestaat uit 5 decimalen namelijk 0, 0, 0, 0 en 6.
1 cm = 0,1 dm = 0,01 m. 7 cm = 0,07 m.
In decimale vorm kan een rationaal getal een aantal cijfers na de komma bevatten, maar er zal steeds een periode - een terugkerend gedeelte - zijn. Hieronder bespreken we hoe je een breuk kan omzetten in een decimale vorm én omgekeerd. Uiteraard kan je ook altijd een rekentoestel gebruiken.
Decimale getallen kunnen we schrijven als breuken. Om een decimaal getal in een breuk om te zetten, moeten we de decimalen boven hun plaatswaarde zetten. Bijvoorbeeld: in 0,6 staat er een zes op de plaats van de tienden, dus zetten we de 6 boven de 10 om de gelijkwaardige breuk te maken, 6/10.
ZOEKEN (VLOOKUP in de Engelse versie van Excel) staat voor Verticaal Opzoeken. Deze functie laat Excel een bepaalde waarde opzoeken in een kolom (een zogenaamde tabel array), om de waarde van een cel in een andere kolom, maar uit dezelfde rij terug te geven.
Als je af moet ronden op duizendtallen, dan moet je eerst kijken naar het getal rechts van het duizendtal. Dat getal is een 3. Bij het afronden gelden altijd deze regels: Is het getal een 4 of lager, dan rond je af naar beneden.
Die minuten moeten omgerekend worden naar decimalen. Het is eenvoudig om zelf uit te rekenen hoe een minuut in het decimale stelsel omgerekend moet worden: het aantal minuten delen door 60.
Het beste antwoord
vijf en drieduizendtweehonderdachtenveertig-tienduizendste.
Een kwart, 1/4, is dus hetzelfde als 25%. Een tiende deel, 1/10, is 10%, en 3/10 is dus 30%.
Een hele is verdeeld in acht gelijke stukken, oftewel: 1 : 8 =. Daar hoort het kommagetal 0,125 en het percentage 12,5% bij.
Een procent drukt, net zoals een breuk, een bepaalde verhouding uit. Wanneer iets 1/3 deel is van iets anders, kan je de breuk omzetten naar een kommagetal: 1/3 = 0,33... Dit wil dan zeggen dat het ongeveer 33 % zal zijn. (Het kommagetal x 100, dus.)