Wanneer iets 1/3 deel is van iets anders, kan je de breuk omzetten naar een kommagetal: 1/3 = 0,33... Dit wil dan zeggen dat het ongeveer 33 % zal zijn.
Je verdeelt één pannekoek onder drie kinderen. Elk kind krijgt dan een derde pannekoek want één gedeeld door drie is gelijk aan een derde; 1 : 3 = 1/3.
1/3 deel = 0,3333333 × 100 % = 33,33333 %
1/3 : 2 is dus 1/6.
1/3 deel van 15 is 5.
De breuk 1⁄3 is dan gelijk aan 4⁄12 .
Het kommagetal 0,33333 is daarom slechts een benadering van de breuk 1/3. Het kommagetal 0,3333333333 is een nauwkeurigere benadering, met 10 cijfers achter de komma.
Twee breuken op elkaar delen is hetzelfde als de eerste breuk met het omgekeerde van de tweede breuk te vermenigvuldigen. De eerste stap is daarom om het omgekeerde van de tweede breuk te bepalen (waarbij de teller en de noemer van plaats gewisseld zijn). Daarna vermenigvuldig je de twee tellers.
Zo'n 100e deel heet een procent, aangeduid met %. De helft, 1/2, is dus 50%. Een kwart, 1/4, is dus hetzelfde als 25%.
Een hele is verdeeld in acht gelijke stukken, oftewel: 1 : 8 =. Daar hoort het kommagetal 0,125 en het percentage 12,5% bij.
(twee derde), ook geschreven als 2/3 (2/3) en 2:3. We noemen zulke getallen breuken. We schrijven het als een streep, de breuk- of deelstreep, met een getal erboven en een getal eronder. Ook wordt de breuk wel op een lijn geschreven, met een schuine breukstreep.
Tip: als je 1/3 deel van 27 snoepjes afpakt, dan deel je de stapel snoepjes in drieën.
De teller en de noemer van een breuk worden los van elkaar geschreven: /3: een derde.
Een belangrijke regel is dat een getal delen door een breuk hetzelfde is als het getal vermenigvuldigen met het omgekeerde van de breuk. Ook hiervoor geldt de regel: Een breuk delen door een breuk is hetzelfde als de breuk vermenigvuldigen met het omgekeerde van de breuk.
De breuk 2⁄5 is dus gelijk aan 40%, het percentage dat bij de strook uit het voorbeeld hoort.
De verhouding 2 : 3 komt overeen met een breuk van 2/3. Dit geeft 0,6666... en afgerond is dat 0,667 op drie decimalen nauwkeurig. In procenten is dat 66,7%.
Je kind heeft dan uitgerekend hoeveel procent 1/5 deel van 100 is. Omdat het hier om 4/5 deel gaat, moet je kind de uitkomst met de teller (4) vermenigvuldigen. De breuk 4/5 staat dus gelijk aan 80%. Hoe bereken je een procentuele verandering?
Hoe maak ik van 0,375 de breuk 3/8.
Als je de breuk hebt vereenvoudigd, dan heb je de uitkomst van de som. In dit geval is 0,60 gelijk aan de breuk 3⁄5 . Bepaal het kommagetal.
We hadden al gezien: [1/6] = [2/12]. [5/6] is vijf keer zoveel, dus [5/6] = [10/12].
Een kwart van 24/28 is (24: 4=) 6/28. (je deelt alleen de teller door 4) 6/28 is vereenvoudigd 3/14.
Kwart is de benaming voor het breukgetal 1/4 (¼), dus een gedeeld door vier. Deelt men iets in vier gelijke delen, dan is elk deel een kwart.