Oplosmiddelen zijn vluchtige (makkelijk verdampende) stoffen waarin andere stoffen oplossen. Oplosmiddelen zitten in erg veel producten die in de bouw worden gebruikt. Niet alleen in sommige verfsoorten, maar bijvoorbeeld ook vaak in lijmen, kitten en schoonmaakmiddelen.
Oplosmiddelen zijn vloeistoffen waarin andere vaste of vloeibare stoffen kunnen worden opgelost, dat wil zeggen moleculair uiteenvallen, zonder dat de chemische samenstelling van de opgeloste stof verandert.
Daarnaast kunnen vluchtige organische stoffen ook gezondheidsklachten veroorzaken. Bij kortdurende blootstelling aan een hoge concentratie oplosmiddel kunnen een verdovend effect, misselijkheid, hoofdpijn, duizeligheid en hartkloppingen ontstaan. De klachten verdwijnen vaak snel na beëindiging van de werkzaamheden.
Oplosmiddelen zijn vluchtige stoffen waarin andere stoffen oplossen. Tolueen, benzeen, terpentine, xyleen, thinner, ether, aceton zijn voorbeelden van oplosmiddelen.
Een solvent of oplosmiddel is een vloeistof waarin andere materialen opgelost kunnen worden. In het huishoudelijk gebruik komen veel producten voor waarin oplosmiddelen zijn verwerkt. Oplosmiddelen worden bijvoorbeeld gebruikt voor het oplossen van vaste stoffen (vb.
Alcohol heeft twee unieke eigenschappen: Het is een goed oplosmiddel, omdat het een breed scala aan niet-polaire verbindingen oplost. Het breekt zowel het beschermende celmembraam van vet als ook water.
Een oplossing bestaat dus uit hele kleine losse deeltjes (moleculen), soms zelfs zo klein als ionen (elektrisch geladen deeltjes), in een vloeistof. Voorbeelden waarin moleculen zijn opgelost in een vloeistof zijn bijvoorbeeld appelsap, koffie/thee, wijn/bier of ammonia (ammoniakgas in water).
Word je vaak aan hoge concentraties oplosmiddelen blootgesteld, dan kan dat leiden tot onherstelbare beschadiging van de hersenen. Dit uit zich in effecten als vergeetachtigheid, prikkelbaarheid, moeheid, nervositeit, depressiviteit en (in zeer ernstige gevallen) vervroegde dementering.
De voordelen van solventgedragen verf
Voor bepaalde toepassingen presteren solventgedragen verven een stuk beter, bijv. voor krasvaste lakafwerking van hout. Een solventgedragen verf is minder gevoelig aan weersomstandigheden en omgevingsfactoren tijdens het aanbrengen.
Aceton is een oplosmiddel. Het zit in nagellakremover om opgedroogde nagellak makkelijker te verwijderen. Aceton kan ook in een lijmverwijderaar of verfverdunner zitten. Aceton wordt ook gebruikt om plastics, vezels, medicijnen of andere chemische stoffen te maken.
Chloroform heeft een zoetige geur en smaak, en een bedwelmende werking. Hoofdpijn, slaperigheid en bewusteloosheid zijn de gevolgen van het inademen van de damp. Hiervoor is meer nodig dan één of twee teugen.
Een simpele kijk op de oplosbaarheid geeft het zinnetje 'like dissolves like' aan. Dit wil zeggen dat de stof graag oplost in een oplosmiddel met gelijke polariteit. Zo lossen polaire beter op in polaire, en apolaire beter in apolaire stoffen. Voorbeeld hiervan zijn zouten.
Aceton en thinner zijn zeer vluchtig stoffen en verdampen meteen. De nieuwe producten bevatten totaal geen gechloreerde koolwaterstoffen zoals methyleenchloride en vervliegen daardoor veel minder snel. De producten zijn gevaarsymboolvrij en hoeven niet volgens PGS 15 opgeslagen te worden.
Bij het oplossen van stoffen in worden de vanderwaalsbindingen tussen de moleculen van de stof verbroken. Vervolgens ontstaan er weer vanderwaalsbindingen tussen de moleculen van de stof en van het oplosmiddel.
Op het rooster verzameld zich altijd veel vet. Door een pan met water en azijn op het vuur te zetten en deze een paar uur laat staat zal het een stuk makkelijker zijn dit vet schoon te maken. Je kunt het vet er daarna met een schoonmaakproduct of sopje met afwasmiddel afhalen.
Algemeen concept. Of een stof goed oplosbaar is in water hangt af van hoe goed de stof in staat is de sterke aantrekkingskracht tussen de watermoleculen (sterke dipoolmoleculen) onderling te doorbreken. Vooral de verbreking van de sterke waterstofbruggen vereist veel energie.
Stoffen zijn hydrofiel wanneer ze door middel van het vormen van waterstofbruggen, goed in water oplossen. Het woord hydrofiel is van het Grieks afgeleid: hydro = water en fiel = vriend. Waterstofbruggen ontstaan dus bij O-H en N-H groepen. Dit komt doordat deze twee bindingen polair zijn.
Polaire solventen (vb. water) vormen eerder ionen, apolaire (vb. koolwaterstoffen) niet.
Vetten (en olieen) lossen goed op in organische oplosmiddelen zoals aceton, benzeen, pentaan, hexaan, etc. Ook terpentine kan olie en vetten oplossen. Vetten zijn hydrofoob, ofwel slecht oplosbaar in water.
Bij lijm snuiven of 'glue-sniffing' inhaleer je de stoffen in lijm met het doel in een roes te raken. Het wordt veel gedaan in ontwikkelingslanden. In Nederland komt lijmsnuiven vrijwel niet voor. Tolueen (zit ook in benzine) is de werkzame stof bij lijm snuiven.
De eerste effecten zijn onder andere giecheligheid, een lichte roes, desoriëntatie, soms hallucinaties, en storingen in de motoriek. Bij hogere doses zal de gebruiker niet meer op de benen kunnen staan, treden verstoringen in de hartslag en pijnzin op, en wordt de roes in de regel als niet meer plezierig ervaren.
De ingeademde deeltjes nestelen zich in het longweefsel, waar ze worden aangevallen door witte bloedcellen. Daarbij komen eiwitten vrij die littekenweefsel veroorzaken (longfibrose). Na verloop van (tientallen) jaren is er zo veel littekenweefsel dat het bloed niet genoeg zuurstof meer uit de longen kan opnemen.