Gesloten vragen leiden per definitie tot conclusies, omdat ze zijn ontworpen om gegevens op te leveren die kwantificeerbaar zijn. Doordat deze vragen eenvoudig te coderen zijn, zijn ze vooral nuttig wanneer u wilt aantonen dat de resultaten van een enquête statistisch significant zijn.
Met gesloten vragen krijg je een goed inzicht in aantallen. Wil je bijvoorbeeld weten wat respondenten vinden van een bepaalde activiteit, geef ze dan de optie om een bepaald cijfer te geven. In deze gesloten vraag kan de respondent alleen kiezen tussen bepaalde antwoorden of ze moeten een cijfer invoeren.
Gesloten vragen zijn vragen waarop respondenten een beperkt aantal antwoorden kunnen geven die vooraf zijn bepaald. De traditionele definitie van een gesloten vraag is een vraag waarop iemand alleen 'ja' of 'nee' kan beantwoorden, zoals bijvoorbeeld: 'Heeft u een hypotheek?
Een open vraag geeft de ruimte die nodig is voor de ander om zelf te vertellen wat hij of zij op dat moment belangrijk vindt. Op die manier kom je veel meer te weten dan wanneer je alleen jouw denkbeelden toetst of een checklist afwerkt. Dit betekent overigens niet dat je nooit gesloten vragen zou mogen stellen.
Is het doel van de vragenlijst het (beter) leren kennen van de doelgroep/je respondenten, dan zijn open vragen effectiever. Weet je al wat van je doelgroep en/of wil je verschillende categorieën met elkaar vergelijken? Dan kun je beter gesloten vragen gebruiken.
Een gesloten vraag is een vraag waarbij de antwoordmogelijkheden expliciet met de vraag worden meegegeven. In de literatuur worden vaak ja-neevragen en vragen met voorgegeven categorieën als gesloten vragen beschouwd. Voorbeelden van dergelijke gesloten vragen zijn: Heb je zin in koffie?
Open vragen beginnen met: wie, wat, wanneer, waar, en ook hoe, hoe vaak, etc. Open vragen nodigen uit om je verhaal te vertellen en leveren veel informatie op. Gesloten vragen zijn 'ja'-/ 'nee'-vragen of meerkeuze vragen. Bijvoorbeeld: 'Wilt u koffie?
Een waarom vraag is een vraag waarmee iemand op zoek gaat naar de reden van iets (de motivatie van iemands handelen of denken) of naar de verklaring waarom iets het geval is.
Hoe herken je een gesloten vraag? Een gesloten vraag begint niet met een vraagwoord maar met een werkwoord. “Ga je morgen beginnen?” “Wil je hier eigenlijk wel werken?” “Moet je niet even met Jan gaan praten?” De ander moet eerst “ja” of “nee” antwoorden.
Dit soort vraag lijkt op het vorige vraagtype, maar de respondent kan uit meer antwoordmogelijkheden kiezen en ook eigen antwoord invoegen. Deze vraag is geschikt voor beschrijving van bepaalde eigenschappen, of voor beoordeling van diensten en/of producten.
Open vragen
Met een open vraag geef je je gesprekspartner de ruimte om te vertellen wat hij belangrijk vindt. Hij kan zijn eigen antwoord formuleren en zelf de richting en inhoud van het gesprek bepalen. Als je open vragen gebruikt, heb je wel kans dat de ander (te) erg uitweidt over het onderwerp.
Je gebruikt een toetsende vraag als je een bepaald effect wilt meten. Een toetsende vraag mag een gesloten vraag zijn en mondt vaak uit in een of meerdere hypothese(n). Deze vragen kun je met ja of nee beantwoorden. Omdat je een effect wilt meten, maak je hierbij vaak gebruik van experimenten.
Als je een nieuwe wet zou invoeren, welke zou dat dan zijn? Wat is jouw ultieme guilty pleasure? Wanneer je volgend jaar terugkijkt naar je genomen foto's, wat staat er dan zeker op? Welk smoesje heb jij de afgelopen tijd gebruikt om onder dingen uit te komen?
Met moeilijke vragen worden zowel (1) vragen bedoeld die lastig zijn om te stellen als (2) vragen die lastig zijn om te beantwoorden. Ook een combinatie kan worden bedoeld: de vraag is dan lastig om te stellen én lastig om te beantwoorden.
Tijdens de waarom-fase, die begint rond de 2,5 – 3 jaar, leert je kind dat er meer is dan allen het kleine wereldje om zich heen, dat bepaalde dingen bij elkaar horen en dat hij zijn gedachten om kan zetten naar vragen.
Waarom is een bijwoord waarmee naar een reden of doel wordt geïnformeerd. Hoezo is eigenlijk een tussenwerpsel, een uitroep van verbazing.
Topische vragen, ook wel W-vragen of de vijf W's genoemd, zijn vragen omtrent het onderwerp van een tekst, zoals wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe? Ze kunnen worden gebruikt in de tekstanalyse en het tekstontwerp om de opbouw van een tekst te karakteriseren.
Er zijn open, gesloten en suggestieve vragen, controlevragen en tegenvragen.
Open vragen beginnen met vraagwoorden als wie, welke, waar, hoe, wat of bijvoorbeeld waarom. Voorbeelden van open vragen zijn: "Wat heb je gehoord?" of "Waar ga je naar naartoe?"
Waar voldoen goede vragen aan? Een goede vraag bevraagt maar één onderwerp, stuurt niet, bevat geen dubbele ontkenningen, is niet te lang, is duidelijk geformuleerd, houdt rekening met alle mogelijkheden en genereert antwoorden waar je wat mee kan.