In groep 1 en 2 wordt er veel aandacht besteed aan het leren tellen en getalbegrip. Tellen is het begin van leren rekenen. Kinderen leren de telrij, cijfers herkennen en begrijpen hoeveel een cijfer vertegenwoordigt.
het antwoord, Eindeloos. ontelbaar kan je altijd met ontelbaar vermenigvuldigen.
Bij resultatief tellen gaat het erom te bepalen welk getal bij een hoeveelheid hoort. Kinderen hebben bij dit resultatief tellen in elk geval enige kennis en ervaring nodig op het gebied van • telwoorden en de telrij, • synchroon handelen en • omgaan met hoeveelheden.
In de derde fase van de telontwikkeling is voor het eerst sprake van daadwerkelijk tellen. Vanaf ongeveer de leeftijd van 4 jaar gaan kinderen voorwerpen tellen.
Voordat kleuters naar de basisschool gaan, doen ze al veel ervaring op met getallen en hoeveelheden. Deze ervaringen worden in groep 1 en 2 verder uitgebreid door met getallen in alle mogelijke dagelijkse situaties om te gaan. Dit leidt tot getalbegrip ofwel voorbereidende rekenvaardigheid.
Als je 2 getallen bij elkaar optelt dan heet dat in de wiskunde een som. Als we kijken naar 4 + 5, dan zijn 4 en 5 de termen. Als je 2 getallen van elkaar aftrekt dan heet dat in de wiskunde het verschil.
Bij cijferend rekenen noteer je de getallen onder elkaar. Honderdtallen, tientallen en eenheden noteer je boven de getallen. Tel eerst de eenheden bij elkaar op, dan de tientallen, honderdtallen en duizendtallen. Cijferend rekenen lijkt op kolomsgewijs rekenen.
Een kind ontwikkelt in het algemeen zo tussen de twee en vier jaar het vermogen om het eigenlijke concept van tellen te begrijpen. Tegen de leeftijd van vier kunnen de meeste kinderen al tot 10 en/of hoger tellen.
Je kind van 4 jaar kan:
tellen tot 10. de cijfers 1 t/m 5 herkennen. besef hebben van de begrippen meer – minder, veel – weinig, erbij – eraf, groter – kleiner, dikste – dunste, voor – naast –op. groepjes herkennen van 2 en 3 zonder te tellen.
Je kind begrijpt en spreekt steeds meer woorden en zinnen, speelt meer samen met andere kinderen en doet steeds meer dingen zelf. Ze oefenen met zelfstandig worden. Wanneer het even niet lukt, kan dat frustrerend zijn voor je peuter. Driftbuien zijn dan ook heel normaal in deze fase.
Peuterleeftijd: ontluikende gecijferdheid
Kinderen kunnen dan vertellen hoeveel jaar oud ze zijn en steken trots een paar vingers in de lucht. Ook kan je kind nu ordenen, door bijvoorbeeld alle roze snoepjes bij elkaar te leggen. Het besef dat getallen iets betekenen, heet 'ontluikende gecijferdheid'.
Als je geordend telt, heb je minder kans op het maken van telfouten. Kinderen vanaf ongeveer 4 1/2 kunnen dit al leren. Vanaf hun vijfde jaar komen kinderen in een belangrijke rekenfase. Ze leren resultatief tellen: je telt alle voorwerpen en tot slot concludeer je hoeveel het er zijn.
Wanneer kleuters op school komen, tellen ze vaak niet synchroon. Ze noemen een willekeurige telrij op: bijvoorbeeld 1, 2, 3, 4, 1, 2, 5. Dit kun je corrigeren door de leerlingen context te bieden.
Maar googol is niet het grootste getal. Als je namelijk twee keer googol doet, heb je 2 googol. Het allergrootste getal dat bestaat is 'oneindig', waarvoor het symbool ∞ wordt gebruikt.
Tellen is het vaststellen van het precieze aantal van een hoeveelheid objecten door het opnoemen van de telwoorden en achtereenvolgens de objecten aan de telwoorden te koppelen. Het telwoord dat bij het laatst getelde object genoemd is, geeft het aantal van de objecten aan.
Conclusie: N.B. Er is niets tegen een getallen systeem met méérdere getallen «oneindig».
Kinderen van een jaar of vijf kunnen de tel rij opzeggen van één tot en met twintig. Ook gaan ze leren terug tellen, denk bij deze leeftijd aan terug tellen van vijf naar één. Ze kunnen voorwerpen aanwijzen en meetellen tot ongeveer tien. Daarnaast snappen ze het telsysteem steeds beter.
Wanneer je peuter zo'n twee jaar oud is, kan hij zelf gaan 'tellen' door cijfers (meestal 😉) op volgorde op te noemen en naar voorwerpen te wijzen om na te doen wat jij doet als je telt. Hij legt nog geen verband tussen het daadwerkelijke aantal en het corresponderende getal dat hij zegt.
Als je kind 4 of 5 jaar is, kan het al wat grotere taakjes zelfstandig oppakken. Denk aan speelgoed opruimen, plantjes water geven of de was ophangen. Het belangrijk dat je je kind wel aanmoedigt om dit te gaan doen, omdat kinderen op deze leeftijd nog geen eigen initiatief nemen.
Slimme peuters/kleuters zijn nieuwsgierig, onderzoekend, kunnen goed onthouden en kunnen lastige denkproblemen aan. Ze zijn snel van begrip en stellen veel vragen.
Dit zijn de momenten waarop de meeste kinderen iets met de taal kunnen: Vanaf ongeveer 2,5 jaar gaan kinderen zinnen van drie woorden begrijpen. Ze gebruiken dan ook zelfbedachte combinaties van een paar woorden, bijvoorbeeld 'Kijk, poes!' als het huisdier voorbij loopt.
Hij leert nu kralen rijgen, bladzijden van boeken omslaan, gaatjes vullen met de juiste vorm, prikken, knippen en plakken. Met twee kinderen samenspelen gaat beter dan met meerdere. Rijmpjes en taalspelletjes zijn erg geliefd. Je peuter probeert zinnen te maken aan de hand van taalregels die hij herkent.
Kolomsgewijs rekenen lijkt op cijferend rekenen. In beide gevallen schrijf je de getallen onder elkaar. Het verschil is dat je bij kolomsgewijs aan de linker kant begint met rekenen en bij cijferend rekenen begin je aan de rechter kant, bij de eenheden.
Voordelen van realistisch rekenen
krijgt een beter getalinzicht. begrijpt echt wat het doet als het een som uitrekent. wordt beter in schattend rekenen, verhoudingen, breuken, rekenen met procenten en hoofdrekenen. kan rekensommen in het dagelijks leven ook toepassen.
Mechanistisch rekenen richt zich vooral op het uitrekenen van kale sommen, en wordt vaak tegenover het zogeheten 'realistisch rekenen' geplaatst. De invulling die Hoogland geeft aan 'functioneel rekenen' vind je wel terug in het realistisch rekenen, maar niet in het mechanistisch rekenen.