Afhankelijk van de betekenis wordt het werkwoord scheren onregelmatig (schoor, geschoren) of regelmatig (scheerde, gescheerd) vervoegd. Als scheren de al dan niet figuurlijke betekenis 'afknippen, afsnijden, bijsnijden' heeft, is de vervoeging onregelmatig. Hij heeft zich niet geschoren.
Een ingegroeide haar krijg je als je haartjes in de verkeerde richting (weer terug de huid in) groeien, waardoor deze ingegroeid raakt. Tegen de haartjes in scheren. Scheren in de verkeerde richting (tegen de haartjes in) kan ervoor zorgen dat je huid geïrriteerd raakt en er kleine wondjes en bultjes ontstaan.
Waarom geen dt in de verleden tijd? In de verleden tijd zie je de lettercombinatie dt niet aan het eind van een werkwoord, omdat daar nooit een letter t wordt toegevoegd.
Verleden tijd
Ik/jij/hij/zij/het stam + te/de ik/jij/hij/zij/het? Wij/jullie/zij stam + ten/den wij/jullie/zij? Of je te(n) of de(n) achter de ik-vorm moet schrijven kan je bepalen met de regel van 't kofschip (of beter: met kofschiptaxi).
Persoonsvorm in de verleden tijd
Eerst pak je dus de stam (ik-vorm) en daar zet je +te of +de achter. Daarna kijk je of het werkwoord in het meervoud of het enkelvoud staat, bij meervoud zet je er ook nog een 'n' achter.
Ik glij en ik glijd zijn allebei correct. Zowel in gesproken als in geschreven taal is ik glij de gewone vorm. De vorm met -d komt vooral voor in formelere geschreven taal.
Er is ook een trucje om te achterhalen of u aan het eind van het voltooid deelwoord -t of -d moet schrijven. U kunt daarvoor vergelijken met de verledentijdsvorm. Als die op -de(n) eindigt, krijgt ook het voltooid deelwoord een -d. Als de verledentijdsvorm op -te(n) eindigt, krijgt ook het voltooid deelwoord een -t.
werkwoord dat bij de vervoeging in de verleden tijd en/of de vorming van het voltooid deelwoord een klinkerwisseling* (soms ook medeklinkerwisseling) vertoont. Voorbeeld: eten - at - gegeten; kopen - kocht - gekocht.
Voor het enkelvoud zijn wilde en wou allebei correcte verledentijdsvormen. Voor het meervoud is wilden de correcte verledentijdsvorm. In de spreektaal wordt voor het meervoud weleens wouden of wouen gebruikt, maar in verzorgd taalgebruik kunt u die vormen beter vermijden.
Dt-fouten voorkomen met de smurfenregel
Een bekend ezelsbruggetje voor werkwoordspelling in de onvoltooid tegenwoordige tijd is de 'smurfenregel'. Het is eigenlijk heel simpel: vervang een werkwoord in de tegenwoordige tijd door een vorm van 'smurfen' en je hoort meteen of er een -t achter moet.
De correcte vervoeging is je/jij vindt.
Als het onderwerp je/jij achter de persoonsvorm staat, is de correcte vervoeging vind je/jij. Bij combinaties met je is het niet altijd even duidelijk of je het onderwerp van de zin is.
Om te bepalen of het voltooid deelwoord of de persoonsvorm verleden tijd een d of t krijgt, neemt je kind eerst de ik-vorm (stam) van het werkwoord. Als deze op een medeklinker uit 't kofschip eindigt, krijgt het woord een -t. Wanneer de laatste letter van de stam er niet in zit, schrijft je kind een -d.
De verleden tijd wordt zoals gezegd vaak gebruikt om een situatie te beschrijven die zich voor het moment van spreken of schrijven heeft afgespeeld. (10) Irene werkte gisteren in Delft. (11) Als kind woonde ik in Oudewater. Daar ging ik naar school en zat ik op volleybal.
De correcte vervoeging is je/jij wordt.
Als het onderwerp je/jij achter de persoonsvorm staat, is de correcte vervoeging word je/jij. Bij combinaties met je is het niet altijd even duidelijk of je het onderwerp van de zin is. Als u daaraan twijfelt, kunt u je proberen te vervangen door jij of jou(w).
Wat is de verleden tijd van verwelken? De verleden tijd van verwelken is 'verwelkte'. Het voltooid deelwoord is 'is verwelkt'.