Aan de achterzijde is wettelijk minimaal één mistlicht verplicht, maar is het toegestaan om er twee te monteren. Mistachterlichten stralen een helder rood licht uit. Mistachterlicht is alleen toegestaan als door dichte mist of zware sneeuwval het zicht minder is dan 50 meter.
Het gaat over het mistachterlicht en het controlelampje van het mistachterlicht. In de APK regelgeving staat in artikel 5.2.51 dat een mistachterlicht verplicht is voor auto's die na 31 december 1997 voor het eerst in gebruik zijn genomen. Op uw auto is een mistachterlicht dus niet verplicht.
Een auto moet wel 1 of twee rode achtermistlichten hebben die verplicht moeten schijnen: bij mist, als de zichtbaarheid minder dan ongeveer 100 meter bedraagt; bij sneeuwval, als de zichtbaarheid minder dan ongeveer 100 meter bedraagt; bij hevige regen moeten ze in België altijd branden.
Mistlicht. Het mistlicht aan de voorkant mag u alleen gebruiken als mist, sneeuwval of regen het zicht ernstig belemmeren. Het mistachterlicht mag u alleen gebruiken bij mist of sneeuwval waardoor het zicht minder is dan 50 meter. Bij zware regen mag u het mistachterlicht niet gebruiken.
Wettelijk is aan de achterzijde minimaal één mistlicht verplicht, maar je mag er twee monteren. Mistachterlichten stralen een helder rood licht uit en het is alleen toegestaan om te gebruiken wanneer het zicht minder is dan 50 meter door zware sneeuwval of dichte mist.
In principe mag je alleen je dimlicht gebruiken, tenzij er sprake is van dichte of zeer dichte mist. Daarvoor zijn objectieve criteria vastgesteld door de wetgever. Bij minder dan 200 meter zicht, oftewel dichte mist, mogen de mistlampen aan de voorzijde aangezet worden.
Formeel maakt één mistachterlicht onderdeel uit van de verplichte verlichting. Vervolgens is er ook nog sprake van toegestane verlichting. Daarbij wordt vermeld dat één extra mistachterlicht toegestaan is. De twee geschakelde mistachterlichten zijn dus toegestaan.
Mistlichten: alleen in specifieke omstandigheden
De mistlichten mogen alleen gebruikt worden bij mist, sneeuwval of felle regen die de zichtbaarheid vermindert tot minder dan 100 meter. Zij mogen de dimlichten of de grootlichten vervangen, of gelijktijdig met deze lichten branden.
U mag grootlicht daarom alleen 's nachts voeren, wanneer er geen ander verkeer in de buurt is. Een mistlamp produceert zeer fel licht, bedoeld om ook in een mistbank zichtbaar te zijn. Je mag deze lichten in andere situaties niet voeren, omdat ze dan vervelend zijn voor medeweggebruikers.
Een mistlicht achteraan is verplicht vanaf 16/06/68. Voorheen is dit enkel verplicht indien origineel aanwezig.
Artikel 30 van de wegcode is daarin kort, maar duidelijk. Een auto, maar ook aanhangwagen en caravan, moet één of twee rode achtermistlichten hebben die verplicht moeten branden vanaf het moment dat mist - maar ook sneeuwval - de zichtbaarheid vermindert tot minder dan 100 meter.
Sta je binnen de bebouwde kom geparkeerd, hoef je geen verlichting te voeren. Sta je buiten de bebouwde kom, dan moet je stadslicht en achterlicht voeren als je geparkeerd staat op: De rijbaan. Langs auto(snel)weg gelegen parkeerstroken, parkeerhavens, vluchtstroken en vluchthavens.
Het mistachterlicht moet aan de linkerkant of in het midden van je auto of aanhanger zitten, als het er één is. Het mistachterlicht moet helder rood licht naar achteren uitstralen. Ook voor ruitenwisservloeistof, verlichting en veel meer!
Mistlichten aan de voorzijde van de auto (wit of geel) zijn niet verplicht, maar als er mistverlichting voor is, dan moeten het er twee zijn.
De functie van dimlicht is tweeledig: het maakt je zichtbaar voor overige weggebruikers en het geeft je beter zicht op de weg. Dit in tegenstelling tot dagrijverlichting, waarvan het schijnsel te zwak is om de weg voor je te verlichten.
Welk soort autolamp zit er in het achterlicht? In de afbeelding zie je de P21 of BAY15D lamp. Dit type komt voornamelijk voor in de achterlichten van auto's als normale verlichting en remlicht. De BA15S lamp komt voornamelijk voor als normale verlichting en achteruitrijverlichting en de P21 of BA15S als remlicht.
Aan de voorzijde bestaat de mistverlichting uit twee lampen die wit of geel licht uitstralen, aan de achterzijde uit één of twee lampen die helder rood licht uitstralen.
Het mistlicht heeft als symbool een kleinere lamp dan je stads-/dim-/grootlicht, met een verticale kronkellijn door de lichtstralen. Is de lichtbundel naar links gericht dan is het het voorste mistlicht, staat de bundel naar rechts, dan is het je achterlicht.
Bij 150 meter zicht (je ziet één hectometerpaaltje nog goed) rij je 70 á 80 km/uur. Je hebt dan de helft van je zicht als remafstand (± 72 meter). Bij 100 meter zicht (je ziet nog net één hectometerpaaltje) rij je 50 á 60 km/uur.
Je moet de mistlampen achteraan inschakelen in de volgende situaties: wanneer mist het zicht beperkt tot minder dan 100 meter, wanneer de sneeuwval het zicht beperkt tot minder dan 100 meter en in het geval van zware regen.
Wanneer mistlampen voeren? Aan de achterzijde van de auto zijn mistlampen verplicht aanwezig. Aan de voorzijde is dit optioneel, maar de meeste auto's zijn hier wel van voorzien.
Het lampje van de mistverlichting achter brandt wanneer deze is ingeschakeld. Het mistachterlicht mag alleen gevoerd worden wanneer het zicht minder dan 50 meter is (door sneeuw of mist). Bij ernstige regenval mag het mistachterlicht niet gevoerd worden.
Stadslicht wordt gebruikt bij het parkeren en wordt daarom vaak parkeerlicht genoemd. Je gebruikt het binnen de bebouwde kom als er geen of weinig straatverlichting is, en het is verplicht als je 's nachts of overdag bij slecht zicht parkeert buiten de bebouwde kom of naast de rijbaan.