Je slaagt voor het eindexamen havo wanneer je gemiddeld een voldoende haalt voor alle vakken van het centraal examen. Ook mag je maximaal één 5 als eindcijfer halen voor een van de kernvakken. Daarnaast mag je voor maximaal 2 vakken een onvoldoende als eindcijfer hebben.
Er moet aan twee criteria worden voldaan: criterium 1. Er wordt gekeken naar het overzicht van alle vakken: + alles is voldoende + er zijn een of twee onvoldoendes; + er zijn maximaal drie onvoldoendes, maar het totaal is 60 punten of meer. criterium 2.
Het cijfer 5 telt als een tekortpunt, het cijfer 4 als twee tekortpunten, de cijfers 3 en 2 tellen als drie tekortpunten 2. Een leerling met twee of drie tekortpunten in de kernvakken wordt altijd besproken, en bij meer dan drie tekortpunten volgt afwijzing.
Met een gemiddelde van 5,49 of lager is een leerling gezakt. - Het vak lichamelijke opvoeding moet 'voldoende' of 'goed' zijn. - Er maximaal één 5 gehaald is voor de kernvakken (Nederlands, Engels en wiskunde). Dus één 5 en verder alles een 6 of hoger, of voor alle drie de vakken een 6 of hoger.
Vooral de vierde klas havo staat al jaren als probleemklas bekend. Daar blijven de meeste leerlingen zitten. Onderzoeken hiernaar hebben nooit keiharde oorzaken aangewezen, maar in de onderwijswereld worden wel steeds dezelfde verklaringen genoemd.
Zogenoemde 'compensatiepunten' kunnen er namelijk voor zorgen dat je gemiddelde toch minstens een 6,0 is, waarmee je voldoet aan de slagingseisen. Elke extra voldoende punt die je hebt is er één, die compenseert dus een onvoldoende punt: Eén 5 compenseer je dus met minimaal één 7.
Toegestane uitzonderingen eindcijfers
Je bent geslaagd als al je eindcijfers 6 zijn of hoger, met de volgende uitzonderingen: Je mag één eindcijfer 5 halen, maar de overige vakken moeten dan allemaal een 6 of hoger zijn. Je mag één eindcijfer 4 halen, maar dan moet je voor één ander vak een eindcijfer 7 halen.
Zijn al je cijfers een 6 of hoger, dan ben je uiteraard sowieso geslaagd. Met één 5 moeten op je eindlijst alle andere cijfers 6 of hoger zijn. Haal je twee 5'en of één 4, dan moet je voor de rest een 6 scoren én tenminste voor één vak 7 of hoger. Als je lager dan een 4 scoort, ben je hoe dan ook gezakt.
Die resultaten worden gemiddeld. En dat gemiddelde moet voldoende zijn. Voldoende wil zeggen: 5,5 of hoger.
Hierbij moeten de school en de leerling rekening houden met de exameneis van ten minste een 5,5 voor het gemiddelde centraal examencijfer. Van de eerder behaalde eindcijfers waarvoor vrijstelling is verkregen tellen de onderdelen CE-cijfer mee in de berekening van het gemiddelde CE-cijfer.
Een overstap van vwo 5 naar havo 5 is wel denkbaar. Een verzoek hiertoe dient vóór de rapportvergadering bij de afdelingsleider zijn ingediend. De docentenvergadering moet een reële kans zien voor de leerling om op havo 5 te slagen. Een overstap van havo 4 naar vwo 5 is niet mogelijk.
Maximaal één onvoldoende voor de kernvakken Nederlands, Engels en Wiskunde; Maximaal drie onvoldoendes binnen het totale vakkenpakket; Minimaal een 6 gemiddeld voor alle vakken.
Overstappen van havo 3 naar mavo 4
De overgang naar mavo 4 is alleen mogelijk als de leerling daar vanaf periode 3 bewust voor kiest en het inhaalprogramma voor mavo 4 voldoende heeft afgerond. Vooraf aan deze overstap vindt er altijd een gesprek plaats tussen de leerling en de teamleider van de mavo.
In de onderbouw van het havo krijgen leerlingen Nederlands, Engels, wiskunde, mens en natuur, mens en maatschappij, kunst en cultuur, bewegen en sport en twee vreemde talen. In de bovenbouw krijgen zij Nederlands, Engels, maatschappijleer, CKV en lichamelijke opvoeding.
Dit wordt de 5,5-regel genoemd. Zijn al je eindcijfers een 6 of hoger, dan ben je sowieso geslaagd. Als je één 5 hebt en de rest is 6 of hoger, dan ben je ook geslaagd. Je mag voor de 'kernvakken' Nederlands, Engels en wiskunde maar één vijf op je eindlijst staan.
Je slaagt voor het eindexamen vwo wanneer je gemiddeld een voldoende haalt voor alle vakken van het centraal examen. Ook mag je maximaal één 5 als eindcijfer halen voor één van de kernvakken. Daarnaast mag je voor hooguit 2 vakken een onvoldoende als eindcijfer hebben.
De havo heeft het laagste slagingspercentage (87%) van alle schoolsoorten. De havo heeft het grootste percentage zittenblijvers. Zittenblijven in het voorexamenjaar: 4 havo, 3 vmbo en 5 vwo: 13%, 6% en 9%.
Voor havo en vwo geldt voor elke uitslag vanaf schooljaar 2012-2013 de kernvakkenregel: Voor de vakken Nederlands, Engels en wiskunde mag niet meer dan één eindcijfer vijf gehaald worden. Om te kunnen slagen moet de examenkandidaat voor deze drie vakken halen: Één 5 en verder 6 of hoger of; Alles 6 of hoger.
Je mag dus voor maximaal twee vakken een onvoldoende halen en geen één eindcijfer mag afgerond lager dan een 4 zijn. Je moet aan alle vijf van de bovenstaande eisen voldoen.
De meest gangbare optie is om het examenjaar opnieuw te doen. Het jaar daarop zal je dan weer het volledige centraal examen doen. Wanneer je VMBO TL volgt, dan zou je er ook voor kunnen kiezen om alleen de vakken waar je voor bent gezakt opnieuw te halen via het staatsexamen.
Compensatiepunten zijn punten die je kunt verdienen om een onvoldoende cijfer te compenseren met een voldoende cijfer. In Havo 5 worden de vakken CKV, BSM en Maatschappijleer beoordeeld met een voldoende/onvoldoende beoordeling. Als je voor deze vakken een voldoende haalt, dan krijg je hiervoor compensatiepunten.
Je mag maximaal een 4 en een 5 halen, wat inhoudt dat je drie onvoldoendes hebt ( een 5 is een onvoldoende en een 4 telt als twee onvoldoendes). Als je 3 compensatiepunten hebt (wat vanaf een 7 is), ben je geslaagd. Één compensatiepunt is een 7, twee compensatiepunten is een 8.
Het examenprogramma begint in alle afdelingen in het voorexamenjaar, voor de havo begint het examenprogramma dus in leerjaar 4.
Vooral de vierde klas havo staat al jaren als probleemklas bekend. Daar blijven de meeste leerlingen zitten.