have is voor ik, jij wij zij julllie (zijn) has is voor hij zij en het have: we have to go. has: He has to go.
De present perfect maak je met has / have + voltooid deelwoord en gebruik je bij zinnen die: iets zeggen over een actie of gebeurtenis die permanent of van lange duur is; Bijvoorbeeld: “He has lived in London since 2002.”
De present perfect continuous bestaat uit has been / have been + ing-vorm van een werkwoord. He has been crying.
Als je een zin met have vragend maakt, dan begin je de zin met do of does. Als je een zin met have got vragend maakt, dan zet je have of has vooraan.
De voltooid tegenwoordige tijd noemen we in de Engelse taal de present perfect. Denk bijvoorbeeld aan zinnen als: Ik heb deze serie helemaal gezien. Wij zijn op vakantie geweest. Pieter heeft in het zwembad gezwommen.
Has been and have been are both present perfect forms of the irregular verb be. Has been is the form used with a third person singular subject (including the pronouns she, he, and it—but not singular they). Have been is the form used with any other subject (including the pronouns I, we, and they).
De basisregel voor het schrijven van de past simple is: schrijf -ed achter de stam. Belangrijke uitzonderingen zijn: Werkwoorden die eindigen op -e, krijgen alleen -d erachter: - to bake: We baked a delicious cake yesterday.
Wat is de verleden tijd van hebben? De verleden tijd van hebben is 'had'. Het voltooid deelwoord is 'heeft gehad'.
Als je een zin ontkennend wilt maken (met not ), dan zet je not tussen have en het volgende woord (= voltooid deelwoord). I have seen him. I have not seen him. OF (korte vorm): I haven't seen him.
De Present Perfect bestaat uit twee delen. Je begint altijd met een vorm van 'to have' (have/has) en daar plak je een voltooid deelwoord achteraan. Dat voltooid deelwoord vorm je meestal door de stam van een werkwoord te nemen en er +ed aan toe te voegen.
Have had & has had zijn hetzelfde, behalve de persoons verbuiging: he/she/it has, alle andere vormen have. Had is de gewone verleden tijd: He said that he had had that happening to him once.
De Past Perfect Continuous ('ing- vorm') gebruik je: - als iets in het verleden begonnen is, inmiddels is afgelopen en je wilt vooral de tijdsduur benadrukken. Voorbeeld : I had been studying English for six years (wel zes jaar lang, nu niet meer).
De present perfect simple gebruik je voor acties die zijn afgelopen, maar die wel nog invloed hebben op het hier en nu. De present perfect continuous gebruik je bij acties die wel nog voortduren in het heden. Met die tijd duid je aan hoe lang een bepaalde actie/handeling al aan de gang is, tot nu toe.
De present perfect simple gebruik je voor acties die zijn afgelopen, maar die wel nog invloed hebben op het hier en nu. De present perfect continuous gebruik je bij acties die wel nog voortduren in het heden.
Je zult en je zal zijn allebei correct. De vorm zul(t) is de neutrale vorm in het hele taalgebied: je zult, jij zult, zul je, zul jij. In België is ook de vorm zal neutraal; in Nederland wordt die als informeler beschouwd: je zal, jij zal, zal je, zal jij.
Het mag allebei. Uitleg: Het persoonlijk voornaamwoord 'u' drukte oorspronkelijk een derde persoon uit: 'u heeft'. Maar tegenwoordig wordt 'u' veelal als tweede persoon enkelvoud aangevoeld (net als 'jij') en dan is het 'u hebt'.
De past perfect verwijst naar een tijd voorafgaand aan het nu. Het wordt gebruikt om duidelijk te maken dat de ene gebeurtenis plaatsvond voor de andere in het verleden. Het maakt niet uit welke gebeurtenis eerst genoemd wordt - de tijdsvorm maakt duidelijk welke het eerste plaatsvond.
Je gebruikt de past perfect (had + voltooid deelwoord) wanneer je meerdere momenten in het verleden bespreekt. De past perfect gebruik je dan voor dat wat het langst geleden is en de past simple voor dat wat minder lang geleden heeft plaatsgevonden.
Past simple: I was at a party last night. She was at home all day yesterday. They were at the beach on Sunday.