Voorbeelden daarvan zijn achterblijvende conceptuele vaardigheden, zoals kunnen lezen, schrijven en rekenen, achterblijvende sociale vaardigheden zoals communicatieve vaardigheden en het oplossen van sociale problemen en achterblijvende praktische vaardigheden.
'Mensen met een lvb of zwakbegaafdheid zullen het zelf lang niet altijd zeggen als ze iets niet begrijpen en ook aan hun taalgebruik merk je dit vaak niet. Ze gebruiken woorden en zinnen die ze hebben opgevangen, maar die ze zelf niet altijd ook echt begrijpen.
ernstige verstandelijke beperking (IQ 20-34 / ontwikkelingsleeftijd tussen de 3 en 5 jaar); matige verstandelijke beperking (IQ 35-49 / ontwikkelingsleeftijd 6-9 jaar; milde verstandelijke beperking (IQ 50-70 / ontwikkelingsleeftijd 9-12 jaar).
Wanneer is er sprake van zwakbegaafd (IQ score)
Het IQ wordt gemeten door middel van een intelligentietest. Kinderen halen gemiddeld een score van 100 op een intelligentie test, het gemiddelde IQ is dus 100. Een kind is zwakbegaafd wanneer het een IQ heeft wat ligt tussen 71 en 84.
Denk aan geheugen, ruimtelijk inzicht, of verbanden zien. Daarom bestaat de test vaak uit verschillende onderdelen, die elk zo'n deelaspect meten. Deze onderdelen worden ook wel subtests genoemd. De scores op deze subtests worden samengeteld en verrekend naar een totaal score: het totaal IQ.
Het gemiddelde IQ van een kind is 100. Een kind dat dus bij een intelligentietest een IQ scoort hoger dan 100, is intelligenter dan een 'gemiddeld' kind.
Niet iedereen kan even slim zijn. Naast heel slimme mensen bestaan er ook mensen die laag scoren op een IQ-test.
Over het algemeen wordt uitgegaan van hoogbegaafdheid bij een IQ van 130 of hoger. Maar hoogbegaafdheid is meer dan alleen (cognitieve) intelligentie. Het gaat om een wezenlijk andere manier van denken en doen. Persoonlijkheid, creativiteit en doorzettingsvermogen spelen ook een belangrijke rol.
Ook bestaat er nog altijd geen concensus over wat precies intelligentie is. Bovendien is het zo dat sommige onderdelen van de intelligentie – zoals het geheugen – veranderen bij het ouder worden. Bij het opgroeien neemt het IQ toe, terwijl dit op latere leeftijd weer afneemt.
Een licht verstandelijke beperking uit zich in een IQ-score tussen de 50 en 70. In Nederland kunnen mensen met een IQ-score tussen de 70 en 85 die eigenlijk zwakbegaafd zijn en (ernstige) bijkomende problematiek hebben, eveneens gebruik maken van de zorg voor mensen met een LVB.
De ondersteuningsbehoefte van deze leerlingen is niet ernstig, maar wel zodanig dat de leerling geen onderwijs (meer) kan volgen in het regulier basisonderwijs. De leerlingen in het speciaal basisonderwijs hebben meestal een IQ van 60 of hoger.
Natuurlijk zijn daarbij uitzonderingen, maar over het algemeen heeft een kind op het VWO bijvoorbeeld een gemiddeld IQ van minimaal 116. Voor een leerling op het Havo is het gemiddeld IQ minimaal 107. Om het IQ van je kind te achterhalen is het nodig om een IQ test te doen.
Van de bevolking heeft 2,5 procent een IQ van boven de 130 (ter vergelijking: het gemiddelde IQ van een havo-leerling bedraagt 103.8, voor een vwo-leerling 115).
Deze studies hebben uitgewezen dat ongeveer 70% van het IQ erfelijk is en dat ongeveer 30% door omgevingsfactoren wordt bepaald." De professor wil echter toch nog enkele kanttekeningen maken bij deze bevindingen: "Het gaat hier voornamelijk om een gemiddelde dat niet zomaar op elk individu van toepassing is.
Een belangrijk kenmerk van een licht verstandelijke beperking is dan ook dat deze mensen een slecht geheugen hebben; Een beperkte woordenschat en een beperkt vermogen om zich uit te drukken zijn belangrijke kenmerken van een licht verstandelijke beperking; De omgang met mensen is vaak moeilijk voor mensen met een LVB.
Naast iemands ' natuurlijke' IQ (als dat al bestaat) zijn veel factoren van invloed op het METEN ervan: Onderwijs -- IQ en onderwijs staan in theorie los van elkaar, maar wie een test doet heeft daarbij vaak begrippen en vaardigheden nodig die op school aangeleerd zijn.
Een gemiddeld intelligentieniveau ligt tussen de 90 en 110. Bij een IQ tot 120 spreekt men van een bovengemiddeld intelligentieniveau en bij een IQ tot 130, spreekt men van een begaafd intelligentieniveau. Een hoogbegaafd kind heeft een IQ dat hoger is dan 130.
We spreken af dat een 'gemiddelde mens' een IQ van 100 heeft. We respec- teren die afspraak in elke leeftijdsgroep. Zo heeft een 'gemiddeld intelligent' kind van 6 jaar een IQ van 100, een 'gemiddeld intelligent' kind van 10 jaar een IQ van 100, een 'gemiddeld intelligente' dertiger een IQ van 100 enz.
Maar hoogbegaafdheid komt niet altijd naar voren in een IQ-test. Sommige hoogbegaafden scoren zelfs laag op een IQ-test, ook al hebben ze een hoog IQ. Intelligentie is namelijk meer dan de IQ-score die uit een IQ-test komt. Een IQ-test is ook een momentopname.
Zo is het belangrijk om tijd te maken voor kritische vragen die jouw kind heeft (spel zoals praatplaatjes/praatprikkels), verrijkend speelgoed aan te bieden, speelgoed die de typische kenmerken (motivatie, snel denken, creativiteit) van een hoogbegaafd kind stimuleert.
Hoogbegaafde kinderen zijn vaak heel creatief. Ze hebben een levendige verbeelding en kunnen soms moeite hebben met het verschil tussen realiteit en verbeelding. Op de basisschool tekent je kind vaak een stuk beter dan z'n klasgenootjes en tekent bijvoorbeeld al snel in perspectief.
Bepaalde genen die bekend staan als 'geconditioneerde genen' zouden in sommige gevallen alleen werken als ze via de moeder worden doorgegeven, en in andere gevallen alleen als ze via de vader worden doorgegeven. Intelligentie is een voorbeeld van zulke geconditioneerde genen die van de moeder moeten komen.
Mensen met een lichte verstandelijke beperking vinden een aantal dingen wél vaak moeilijk. Het oplossen van problemen is moeilijk. Het plannen van activiteiten is moeilijk. Het leren op school of werk is moeilijk.
Kinderen krijgen door het doen van een intelligentieonderzoek inzicht in zichzelf; ze begrijpen waarom ze zich “anders” voelen en waarom anderen hen soms niet begrijpen. Veel ouders voelen het ook als een soort “bewijs”. Ze hoeven zichzelf niet meer constant te verdedigen, de feiten liggen er.