H0-schaal is met een verhouding van 1:87 de meest gebruikte modelspoorschaal. De verhouding van 1:87 betekent dat de treinen en alles eromheen in werkelijkheid 87 keer zo groot zijn als het schaalmodel. De spoorwijdte van H0 is 16,5 mm en is in werkelijkheid 1435,5 mm (normaalspoor).
In Engeland wordt spoor 0 wel 7 mm scale genoemd. De schaalverhouding is 7 mm to the foot. Dit komt neer op 1:43,5. Eigenlijk hoort hier een spoorbreedte van 33 mm bij, terwijl 32 mm gangbaar is.
H0 gebruikt als spoorwijdte (bij normaalspoor) 16,5 mm overeenkomend met 1435 mm in werkelijkheid. Ook in het Verenigd Koninkrijk is 16,5 mm de meest gangbare spoorwijdte, de aldaar gebruikte schaal (00) is echter 1:76,2 (4 mm per voet).
Zo is het normaalspoor op schaal H0 16,5 mm breed en voor schaal N 9 mm. Voor bijna alle schalen zal je in de handel de rails voor het normaalspoor vinden.
De kleinste schaal (1:220) van allemaal werd in 1972 door Märklin geïntroduceerd. Alleen Märklin maakt veel modellen voor deze schaal die natuurlijk nog minder plaats inneemt dan een modelspoorbaan in schaal N.
Ook tegenwoordig is metaal een belangrijke grondstof voor de fabricage van locomotieven, die daardoor naast hun betrouwbaarheid en hoge prestaties bovendien aan waarde toenemen. Märklin H0: In de schaalgrootte van 1:87 wordt het grootste gedeelte van de Märklin-producten gemaakt.
Minitrix is een merk modeltrein. Het betreft een kleine versie van de Trix. De modellen van Minitrix rijden op spoor N, een schaal van 1:160 met een spoorwijdte van 9 mm.
De spoorwijdte van het Nederlandse hoofdnet is dus 1435 mm. In de spoorwegwereld wordt de term spoorwijdte gehanteerd als standaardterm. In Nederland reden de eerste treinen op een spoor met een spoorbreedte van 2000 mm en een spoorwijdte van 1945 mm.
Bij hypothese toetsen wordt een hypothese H0 getest tegen een hypothese Ha. H0 is de nulhypothese en Ha is de alternatieve hypothese. Ha wordt ook wel H1 genoemd. De alternatieve hypothese is meestal de onderzoekshypothese, die alleen aangenomen (ondersteund) wordt door de nulhypothese te verwerpen.
Spoor N (schaal 1 op 160)
Schaal N treinen zijn een stuk kleiner dan H0 treinen. Er is veel materiaal te krijgen in N en je kunt meer treinen en spoor kwijt op de ruimte die je beschikbaar hebt. De spoorwijdte is 9 millimeter.
1:12 = 38 cm. 1:18 = 25 cm. 1:32 = 14 cm. 1:43 = 10 cm.
Dit betekent: 1 cm in het model komt overeen met 24 cm in de werkelijkheid. Als het model een lengte heeft van 20 cm, dan heeft de auto in werkelijkheid een lengte van 2024=840 cm.
Spoor 1 is modelspoor in de schaal 1 op 32. Bijna 3 x zo groot als half nul (H0) en vijf keer groter dan spoor N ( 1 : 160 ). Niet te verwisselen met spoor G ( 1 : 22,5 ) van o.a het merk LGB. De spoorbreedte van Spoor 1 en spoor G is namelijk wel allebei 45 mm.
De spoorwegen zijn erg duur, zo'n 25 miljoen euro per kilometer. Een minuut tijdwinst op een traject kost gemiddeld 90 miljoen euro.
Wie op minder dan 300 meter afstand van een spoor woont, loopt een vergroot risico op gezondheidsklachten zoals boosheid, onbehagen en slaapproblemen. Wie op minder dan 300 meter afstand van een spoor woont, loopt een vergroot risico op gezondheidsklachten.
De nulhypothese (H0) kan worden getoetst door statistische toetsing. Als de gevonden waarde significant verschilt van de verwachte waarde onder de nulhypothese, kunnen we de nulhypothese verwerpen. De nauwkeurigheid van statistisch significante resultaten worden doorgaans weergegeven door de p-waarde.
De nulhypothese (H0) is de bewering dat er geen effect is op de populatie. Als de steekproef voldoende bewijs levert tegen de bewering dat er geen effect in de populatie is (p ≤ α), dan kun je de nulhypothese verwerpen. Zo niet, dan kun je de nulhypothese niet verwerpen.
Je kunt ook meerdere hypothesen opstellen voor je onderzoek. Deze kun je vervolgens toetsen door middel van statistische analyses. Je stelt dan een nulhypothese (H0)en een alternatieve hypothese (H1) op. Wanneer je de nulhypothese accepteert, heb je geen significante relatie gevonden tussen twee variabelen.
Later zijn de Russen van 1524 millimeter overgestapt op 1520 millimeter; een verschil van 4 millimeter dat geen problemen oplevert. In Finland (dat tot 1918 deel uitmaakte van Rusland) wordt nog steeds 1524 millimeter gebruikt. Vooral in de Sovjettijd werd veel breedspoor aangelegd in de verschillende deelrepublieken.
Als smalspoor wordt gezien elke spoor breedte tussen 400 en 1000 mm, waarbij de maten 500, 600, 700, 750 en 900 wel de bekendste zijn. Door het lage totaal gewicht kon het materiaal overal worden ingezet waar zwaarder materiaal duidelijk niet meer kon worden ingezet.
Breedspoor en normaalspoor
De eerste Nederlandse spoorlijnen zijn in breedspoor aangelegd. Het breedspoor had een wijdte van 194,5 centimeter. Breedspoor lag ook in Engeland, maar niet in de overige Europese landen.
In de salaristabel vind je de maandsalarissen die horen bij elke schaal en functie. Bij gemeenten in Nederland bestaan in totaal 19 CAO loonschalen. Een functie met een lager opleidingsniveau begint bij schaal 1 en loopt door tot schaal 19 voor functies waar een hoger opleidingsniveau nodig is.
De meest gebruikte schaal is 1:50, dit betekent dat elke centimeter op papier in het echt 50 centimeter is. Zo wordt een muur van 4 meter in het echt, dus 8 cm op papier. Wil je wat groter werken? Dan zou je ook de schaal 1:20 kunnen gebruiken.