Beide zijn goed, maar er is wel een zeker verschil in stijl. Het verschil zit 'm in de stijl: je kan is informeler en meer spreektaal.
Zoudt is correct, maar erg formeel en nog weinig gebruikelijk. De gewone vorm is zou.
Je kunt en je kan zijn allebei correct.
In Nederland wordt je kan informeler gevonden dan je kunt. In België wordt het gebruik van je kan niet als informeler beschouwd. Vergelijkbare werkwoorden zijn willen en zullen: je wilt / je wil, je zult / je zal.
Meestal gaat het om je zult/zal of het/er zal, vaak in combinatie met maar. (1a) Het zal je kind maar wezen. (3a) Je zult maar net op die brug gereden hebben! In Nederland wordt in zulke zinnen in plaats van zal ook weleens zou gebruikt, maar een niet te verwaarlozen groep taalgebruikers keurt dat gebruik af.
In de spreektaal komt je/jij wil (zonder t) vaak voor, net als in privéberichtjes en andere informele teksten. Over het algemeen krijgt je/jij wilt (mét t) in Nederland nog steeds de voorkeur in (zakelijke) teksten die bestemd zijn voor een breed publiek.
De correcte vervoeging is je/jij vindt.
Als het onderwerp je/jij achter de persoonsvorm staat, is de correcte vervoeging vind je/jij.
Naast 'je kunt' komt ook 'je kan' voor. Beide zijn goed, maar er is wel een zeker verschil in stijl. Het verschil zit 'm in de stijl: je kan is informeler en meer spreektaal. Bij het schrijven kun je beter kiezen voor je kunt.
Het zou fijn zijn als jij me even wilt helpen. Het zou fijn zijn als jij me even wil helpen. Je wil wordt in Nederland door sommige mensen 'informeler' genoemd, met andere woorden: ze vinden het minder netjes klinken.
Nee, beide vormen zijn goed: je kunt en je kan zijn allebei mogelijk. Kunnen is een onregelmatig gevormd werkwoord. Er zijn meer van dat soort werkwoorden: denk aan willen (je wil/wilt) en zullen (je zal/zult).
Voor het onderwerp van een zin kunnen we zowel je als jij gebruiken. Het is aan te bevelen om daarvoor zo veel mogelijk de gereduceerde vorm je te gebruiken. Overmatig gebruik van de volle vorm jij maakt zowel gesproken als geschreven taal onnatuurlijk.
Antwoord. Beide werkwoordsvormen zijn correct.
Zou u is het gebruikelijkst: 'Zou u mij willen helpen? ' Zoudt u is verouderd: het komt formeel over. Zoudt is een verouderde persoonsvorm die van oorsprong bij het persoonlijk voornaamwoord gij hoorde: het was gij kwaamt en gij wildet (met een -t), dus ook gij zoudt.
Werkwoord. Ik zou. Jij zou. Hij, zij, het zou.
Zou u is de gewone vorm. Zoudt u is een correcte, maar erg formele en verouderde vorm. Het is aan te bevelen om in plaats van zoudt u de neutrale vorm zou u te gebruiken.
als je correct en formeel wilt zijn, wordt wel de voorkeur gegeven aan kun je. Volgens veel taalgebruikers zijn de vormen je/jij zal, je/jij kan en je/jij wilnog niet geschikt voor de nette schrijftaal, al is het in de spreektaal geen probleem meer.
Je wilt en je wil zijn allebei correct.
In Nederland wordt je wil informeler gevonden dan je wilt. In België wordt het gebruik van je wil niet als informeler beschouwd.
Je zult en je zal zijn allebei correct. De vorm zul(t) is de neutrale vorm in het hele taalgebied: je zult, jij zult, zul je, zul jij. In België is ook de vorm zal neutraal; in Nederland wordt die als informeler beschouwd: je zal, jij zal, zal je, zal jij.
Het niet-werkelijke aspect wordt meestal uitgedrukt in de werkwoordstijd. Dat kan de onvoltooid verleden tijd zijn, zoals was of kocht. Maar het kan ook de 'onvoltooid verleden toekomende tijd' zijn: zou(den) kopen. Die twee werkwoordsvormen kunnen op veel manieren afgewisseld en met elkaar gecombineerd worden.
De vervoegde vormen schrijven we in één woord, tenzij de delen er en uitzien gescheiden worden door andere woorden (bijvoorbeeld: er stralend uitzien) of de volgorde van de delen eruit en zien gewisseld is (bijvoorbeeld: het ziet eruit). Hierdoor zal je huid er weer stralend uitzien. Hoe ziet jouw droomhuwelijk eruit?
Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is jij de correcte vorm. Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is jou correct.
Je kunt en je kan zijn allebei correct. De vorm kun(t) is de neutrale vorm in het hele taalgebied: je kunt, jij kunt, kun je, kun jij. In België is ook de vorm kan neutraal; in Nederland wordt die als informeler beschouwd: je kan, jij kan, kan je, kan jij.