Het imparfait is de werkwoordstijd (tempus) die in het Frans wordt gebruikt voor de onvoltooid verleden tijd. Hij wordt dus gebruikt om te zeggen hoe iets vroeger was of dat men iets vaak deed.
De imparfait wordt gebruikt voor: •beschrijvingen in het verleden: En 1970, les gens n'avaient pas Internet, ils ne pouvaient pas regarder les vidéos de chats. In 1970 hadden mensen geen internet, zij konden geen video's van katten kijken.
De Imparfait wordt gebruikt voor een gebeurtenis of situatie in de verleden tijd die langere tijd duurde of nog voortduurt : we beschrijven er dus noch het begin, noch het einde van. Voorbeeld: La faible lumière ruinait la santé de la femme peintre. (Het zwakke licht beschadigde de gezondheid van de schilderes.)
Wanneer gebruik je wat? De imparfait gebruik je als je een beschrijving in het verleden geeft of als je een gebeurtenis of een gewoonte noemt. Bijvoorbeeld: 'De zon scheen'. In het frans is dit: 'Le soleil brillait'.
Je gebruikt de l'impératif wanneer iemand een opdracht, bevel of aanwijzing geeft. Er zijn drie vormen van l'impératif: de tu (jij) vorm, de nous (wij) vorm en de vous (jullie/u) vorm. Je spreekt mensen die je goed kent aan met tu. Je gebruikt dan de ik-vorm in de tegenwoordige tijd van het werkwoord.
In de passé simple worden werkwoorden eindigend op –ER (chanter zingen, terminer afmaken, aller gaan) als volgt vervoegd: -ai, -as, -a, -âmes, -âtes, -èrent. Ce jour-là, Victor se leva tôt Op die dag stond Victor vroeg op. Opmerking: Bij werkwoorden eindigend op –GER moet een e voor de uitgang worden geplaatst.
In de passé simple worden werkwoorden eindigend op -IR (finir voltooien, sortir uitgaan et cetera) en de meeste werkwoorden eindigend op -RE (prendre nemen, faire doen/maken, dire zeggen) als volgt vervoegd: -is, -is, -it, -îmes, -îtes, -irent. Ils finirent de travailler à 3 heures du matin.
De voltooid verleden tijd wordt gebruikt in contexten die zelf al in het verleden spelen, en dan specifiek om een gebeurtenis aan te duiden die in een nog verder verleden heeft plaatsgevonden.
Wat is het verschil tussen de verleden tijden imparfait én passé composé in het Frans? De imparfait wordt meer voor beschrijvingen in het verleden gebruikt. De passé composé wordt vaker gebruikt voor plotse acties in het verleden.
Je gebruikt de conditionnel vaak samen met een bijzin waarin je een voorwaarde aangeeft. Je kan met het woord 'si' ('als') een voorwaarde aangeven. In een bijzin met si gebruik je de imparfait, in de hoofdzin gebruik je dan de conditionnel. Si j'avais beaucoup d'argent, je voyagerais aux États-Unis.
Als iets slechts één keer, nog nooit of enkele keren heeft plaatsgevonden, gebruik je meestal het perfectum. Ik werkte vroeger in een café. Ik heb één dag in een café gewerkt. Ik heb een paar keer in een café gewerkt.
Voltooid tegenwoordige tijd (Perfekt)
Bijvoorbeeld: “Ik heb gelopen” Dat wordt in het Duits: “Ich habe gelaufen”. De Perfekt is gemakkelijk te maken: vorm van sein of haben + voltooid deelwoord: Ik heb gezien = Ich habe gesehen. Wel is het soms lastig om te bepalen of je “sein” of “haben” moet gebruiken.
Le passé composé is de werkwoordsvorm die we in het Nederlands kennen als de voltooid tegenwoordige tijd. Een voorbeeld hiervan in het Nederlands is bijvoorbeeld: “Ik heb gelopen.” Zoals je in dit voorbeeld kunt zien bestaat de voltooid tegenwoordige tijd uit twee werkwoorden: “heb” en “gelopen”.
Je hebt een hulpwerkwoord nodig (hebben of zijn) en een voltooid deelwoord. Het hulpwerkwoord (avoir/être) is altijd vervoegd. Dus de passé composé = hulpwerkwoord + voltooid deelwoord. Je maakt het voltooid deelwoord door er van het hele werkwoord af te halen en dan een é achter de stam te plakken.
Je vormt le passé composé met een hulpwerkwoord en een voltooid deelwoord. In het Frans gebruik je altijd een vorm van 'être' (zijn) of 'avoir' (hebben) als hulpwerkwoord. Dus: le passé composé = avoir/être + voltooid deelwoord. Bij de meeste voltooid deelwoorden gebruik je avoir als hulpwerkwoord.
De verleden tijd noemen we in de Engelse taal de past simple.
Hier zie je hoe het voltooid deelwoord (participe passé) zich aanpast: Het voltooid deelwoord wordt aangepast als: De passé composé vervoegd wordt met 'être'. Het voltooid deelwoord neemt dan het geslacht en getal van het onderwerp over.
Jana. Passe compose is de verleden tijd met een voltooid deelwoord. Bijvoorbeeld: ik heb naar school gefietst > passe compose = heb gefietst In het Frans kun je avoir (hebben) of être (zijn) gebruiken.
Le conditionnel is de Franse 'zou'-vorm. Le conditionnel is dus de onvoltooid verleden toekomende tijd. Vaak praat je in de conditionnel over iets wat je zou doen of zou willen doen in de toekomst.
De gebiedende wijs (of: imperatief) is een werkwoordsvorm die wordt gebruikt in zinnen die een gebod of bevel uitdrukken. In dergelijke zinnen ontbreekt het onderwerp en staat de gebiedende wijs altijd op de eerste plaats: (1) Verroer je niet! (2) Blijf er toch ook met je vingers van af!
El Imperativo of de gebiedende wijs is een werkwoordsvorm die we gebruiken om een gebod of een bevel uit te drukken. In zinnen met een gebiedende wijs ontbreekt het onderwerp en staat de werkwoordsvorm steeds alleen.
De gebiedende wijs is een werkwoordsvorm waarmee je iemand direct aanspreekt, zonder een persoonlijk voornaamwoord, bijvoorbeeld: Kom hier! Een andere naam voor gebiedende wijs is imperatief. Je gebruikt de gebiedende wijs als je een bevel geeft of een wens uitspreekt.