Wat is juist: 'Zij paste de bal' of 'Zij passte de bal'? 'Zij passte de bal' is juist. De vervoeging van het werkwoord passen, in de betekenis 'de bal toespelen', is: passen - passt - passte - gepasst. Engelse werkwoorden kunnen op een dubbele medeklinker eindigen.
Wat is de verleden tijd van oppassen? De verleden tijd van oppassen is 'paste op'. Het voltooid deelwoord is 'heeft opgepast'.
toe te passen voorbeeldzinnen - gebruik toe te passen in een zin.
De correcte vervoeging is je/jij vindt.
Als het onderwerp je/jij achter de persoonsvorm staat, is de correcte vervoeging vind je/jij.
Er is ook een trucje om te achterhalen of u aan het eind van het voltooid deelwoord -t of -d moet schrijven. U kunt daarvoor vergelijken met de verledentijdsvorm. Als die op -de(n) eindigt, krijgt ook het voltooid deelwoord een -d. Als de verledentijdsvorm op -te(n) eindigt, krijgt ook het voltooid deelwoord een -t.
Bepaal eerst de stam van het werkwoord (dit is het hele werkwoord zonder de uitgang -en), in dit geval dus 'lunch'. Eindigt deze (of strikt genomen: de klank hiervan) op een van de medeklinkers die voorkomen in 't kofschip (t, k, f, s, ch, of p)? Dan schrijf je verleden tijd en voltooid deelwoord met een t.
ik werk, hij werkt, wij werken enz. ik werkte, hij werkte, wij werkten enz. ik stel, hij stelt, wij stellen enz.
Voor het enkelvoud zijn wilde en wou allebei correcte verledentijdsvormen. Voor het meervoud is wilden de correcte verledentijdsvorm. In de spreektaal wordt voor het meervoud weleens wouden of wouen gebruikt, maar in verzorgd taalgebruik kunt u die vormen beter vermijden.
iemand die tijdelijk voor kleine kinderen zorgt
1) Baboe 2) Babysit 3) Babysitter 4) Bediende 5) Bediende (ind.) 6) Bewaking 7) De verzorging 8) Een babysitter 9) Gedrag 10) Huiswachter 11) Kinderoppas 12) Kinderverzor...
Voorbeeld: eten - at - gegeten; kopen - kocht - gekocht.
De basisregel voor het schrijven van de past simple is: schrijf -ed achter de stam. - to talk: I talked to Jim this morning. - to watch: We watched the match yesterday. - to play: She played with her brother.
In de verleden tijd geldt: ik-vorm + te, dus ontmoet + te. Veel taalmethodes zeggen dat de stam het werkwoord min "-en" is. Dat is niet altijd hetzelfde als de ik-vorm (hoeven: stam = hoev, ik-vorm = hoef; grazen: stam = graz, ik-vorm = graas).
Voor het vervoegen van le passé composé heb je een hulpwerkwoord nodig (zijn of hebben) en een voltooid deelwoord. Het hulpwerkwoord (être/avoir) is altijd vervoegd. Kortom: le passé composé = hulpwerkwoord + voltooid deelwoord.
Persoonsvorm in de verleden tijd
Eerst pak je dus de stam (ik-vorm) en daar zet je +te of +de achter. Daarna kijk je of het werkwoord in het meervoud of het enkelvoud staat, bij meervoud zet je er ook nog een 'n' achter.
Als de stam eindigt op een van de klanken van 't kofschip, laat dan het voltooid deelwoord eindigen op een -t. In voorbeeld d): gewerkt. Andere voorbeelden: koken/gekookt, lappen/gelapt, sissen/gesist.
Wanneer eindigt een werkwoord op d, t of dt? – In de tegenwoordige tijd krijgen werkwoorden die je vervoegt in de tweede en derde persoon enkelvoud altijd een t. Ik loop en hij loopt. En als de stam van het werkwoord eindigt op een d, krijg je dt: ik vind, hij vindt.
De correcte vervoeging is je/jij wordt.
Als het onderwerp je/jij achter de persoonsvorm staat, is de correcte vervoeging word je/jij. Bij combinaties met je is het niet altijd even duidelijk of je het onderwerp van de zin is. Als u daaraan twijfelt, kunt u je proberen te vervangen door jij of jou(w).
Bij je of jij komt er een t achter als je of jij vóór het werkwoord staat. Je wordt beter in taal. Jij landt niet 's nachts, toch? Je redt het wel.
Het voltooid deelwoord van beloven is beloofd, maar de persoonsvorm van de tweede en derde persoon enkelvoud is belooft.