Als de eindklank van de stam een stemloze medeklinker is, dan is de verledentijdsuitgang -te(n) (en de uitgang van het voltooid deelwoord -t). In alle andere gevallen krijgen we -de(n) en -d.
Er is ook een trucje om te achterhalen of u aan het eind van het voltooid deelwoord -t of -d moet schrijven. U kunt daarvoor vergelijken met de verledentijdsvorm. Als die op -de(n) eindigt, krijgt ook het voltooid deelwoord een -d. Als de verledentijdsvorm op -te(n) eindigt, krijgt ook het voltooid deelwoord een -t.
Verhuist is goed in bijvoorbeeld 'Volgende maand verhuist Katrien naar Norg. ' In 'Katrien is verhuisd naar Norg' is verhuisd goed. Verhuisd is een voltooid deelwoord. In dat voltooid deelwoord komt de d terug van de verleden tijd verhuisde.
De correcte vervoeging is je/jij wordt.
Als het onderwerp je/jij achter de persoonsvorm staat, is de correcte vervoeging word je/jij. Bij combinaties met je is het niet altijd even duidelijk of je het onderwerp van de zin is.
De correcte vervoeging is je/jij vindt.
Regelmatige werkwoorden
Als het voltooid deelwoord eindigt op een letter uit 't kofschip (dat wil zegen de letters: t, k, f, s, ch, p maar ook x) dan eindigt het voltooid deelwoord op een 't'. In de andere gevallen eindigt het voltooid deelwoord op een 'd'.
Veranderd is het voltooid deelwoord van veranderen. Het voltooid deelwoord veranderd eindigt op een d, omdat de verleden tijd veranderde ook een d bevat. In de onderstaande zinnen is veranderd juist. Dat betekent dat een andere werkwoordsvorm de persoonsvorm is.
Omringd: voltooid deelwoord
Omringd is in omringd door haar dierbaren het voltooid deelwoord van omringen. In het voltooid deelwoord omringd komt de d van de verleden tijd omringde terug. Omringd is hier vergelijkbaar met voltooid deelwoorden als gesteund en bijgestaan.
Als je in het verleden tijd het werkwoord met -de(n) schrijft, dan schrijf je het voltooid deelwoord met -d. Denk bijvoorbeeld aan gekund, gewild, geschilderd.
Dt-fouten voorkomen met de smurfenregel
Een bekend ezelsbruggetje voor werkwoordspelling in de onvoltooid tegenwoordige tijd is de 'smurfenregel'. Het is eigenlijk heel simpel: vervang een werkwoord in de tegenwoordige tijd door een vorm van 'smurfen' en je hoort meteen of er een -t achter moet.
Tegenwoordig deelwoord (participium presens)
Dit wordt gevormd door een d en soms -de achter het hele werkwoord te plaatsen; het geeft aan dat een handeling bezig is: lopend, lachend, staand.
Als die klank een stemloze medeklinker is, dan is de verledentijdsuitgang -te(n) en de uitgang van het voltooid deelwoord -t. In alle andere gevallen krijgen we -de(n) en -d. Om te bepalen of de medeklinker stemloos of stemhebbend is, kunnen we gebruikmaken van de ezelsbrug van 't kofschip (of 't fokschaap).
Een bekend ezelsbruggetje om te achterhalen of een voltooid deelwoord met d dan wel met t wordt geschreven, is luisteren naar de verleden tijd. Eindigt die op -de, dan schrijven we het voltooid deelwoord met -d. Eindigt de verleden tijd op -te, dan schrijven we het voltooid deelwoord met -t.
Is houd of houdt juist in 'Houd(t) rekening met een wachttijd'? 'Houd rekening met een wachttijd' is juist. Houd is hier een gebiedende wijs en die is gelijk aan de ik-vorm van het werkwoord. Er komt dus geen t achter.
Dat komt omdat bij werkwoorden die beginnen met voorvoegsels als ver-, be-, ge- het voltooid deelwoord in uitspaak gelijk is aan de tegenwoordige tijd. Dus: Hij verandert. Hij is veranderd.
Waarom geen dt in de verleden tijd? In de verleden tijd zie je de lettercombinatie dt niet aan het eind van een werkwoord, omdat daar nooit een letter t wordt toegevoegd.
Je wilt en je wil zijn allebei correct.
In Nederland wordt je wil informeler gevonden dan je wilt. In België wordt het gebruik van je wil niet als informeler beschouwd. Vergelijkbare werkwoorden zijn kunnen en zullen: je kunt / je kan, je zult / je zal.
Met dat wordt de informatie in de bijzin als een feit gepresenteerd. Als het om iets in de toekomst gaat, geeft de spreker ermee aan dat wat de dat-zin uitdrukt zal gebeuren, wat zijn gesprekspartner er ook van vindt. Vind je het goed dat ik je een nieuwe versie van die tekst bezorg? Ik vind het fijn dat je kunt komen.
'? Juist is voor hetzelfde geld, zonder t. Het gaat hierin niet om de werkwoordsvorm geldt, maar om het zelfstandig naamwoord geld.
Tegenwoordige tijd: Ik brand (stam) Hij brandt (stam + t) Wij branden (hele werkwoord) Verleden tijd: Ik brandde (stam + de, het is niet 'ik brande' omdat de stam 'brand' is en niet 'bran') Hij brandde (stam + de) Wij brandden (stam + den) Voltooid deelwoord: Het vuur heeft gebrand.
Je kunt en je kan zijn allebei correct.
In Nederland wordt je kan informeler gevonden dan je kunt. In België wordt het gebruik van je kan niet als informeler beschouwd. Vergelijkbare werkwoorden zijn willen en zullen: je wilt / je wil, je zult / je zal.
„Waarom heet het stuk dubbel D? Nee het is niet wat je denkt. Dubbel D staat voor Derkje en Dorien”, lacht één van de acteurs. Het zijn zussen, die samen een bruin café runnen.